33918 |
hooiveulen |
hooipens:
hūi̯pɛns (L282p Achel),
hooiveulen:
hoi̯vø̜lǝ (L191p Afferden, ...
L425p Grevenbicht / Papenhoven,
Q112a Heerlerheide),
hui̯vø̜i̯lǝ (P107a Rummen),
huu̯ǝi̯vø̄.lǝn (K314p Kwaadmechelen),
huu̯ǝi̯vø̄lǝ (K353p Tessenderlo),
huǝi̯vø̄lǝ (L288p Nederweert),
hyi̯vø̄.lǝ (L369p Kinrooi),
hø̜̄i̯vø̄.lǝn (L286p Hamont),
hø̜i̯vȳlǝ (L374p Thorn),
hø̜i̯vȳǝlǝ (Q113p Heerlen),
hø̜i̯vølǝ (L210p Venray),
hø̜i̯vø̄lǝ (L324p Baexem, ...
L192p Bergen,
L332p Maasniel,
L382p Montfort,
L321p Neeritter,
L290p Panningen,
L293p Roggel,
Q098p Schimmert,
L270p Tegelen,
Q101p Valkenburg),
kleeveulen:
klīǝvȳǝlǝ (Q111p Klimmen),
kleeveulen in:
klīǝvø̄lǝn en (L424p Meeswijk),
veuleke in:
vø̄lǝʔǝn in (K278p Lommel),
veulen van hooi:
vø̄lǝn van hø̜i̯ (Q014p Urmond)
|
Als een paard tijdens de winter op stal weinig anders dan hooi of ruw voer gegeten heeft, kan het een opgezette buik krijgen, die soms ten onrechte als een teken van drachtigheid wordt beschouwd. Als het opnieuw werkt, wordt het spoedig slank en zegt men "het heeft een hooiveulen". [N 8, 88]
I-9
|