27982 |
kant |
kant:
ka.nt (L318d Altweert, ...
L318e Altweerterheide,
L287p Boeket,
L288c Eind,
L289a Hushoven,
L318a Keent,
L288b Laar,
L289b Leuken,
L288p Nederweert,
L289p Weert),
ka.ntj (L289h Boshoven, ...
L288a Ospel),
kanjtj (Q027p Doenrade, ...
L425p Grevenbicht / Papenhoven,
L298a Kesseleik,
Q016p Lutterade,
L299p Reuver,
L329p Roermond),
kant (L317p Bocholt, ...
Q086p Eigenbilzen,
L414p Houthalen,
P219p Jeuk,
P047p Loksbergen,
Q009p Maasmechelen,
Q095p Maastricht,
L265p Meijel,
Q101p Valkenburg,
L271p Venlo,
L289p Weert,
Q078p Wellen),
kaŋk (Q000 Zie mijnen
[(Domaniale)]
[Maurits]),
kãnt (K353p Tessenderlo),
kānt (L215p Blitterswijck, ...
L214a Geysteren,
P188p Hoepertingen,
L217p Meerlo,
L312p Neerpelt,
Q197p Noorbeek,
L163p Ottersum,
Q247p Sint-Martens-Voeren,
L246a Swolgen,
L245b Tienray,
Q162p Tongeren,
L214p Wanssum)
|
Fijn, licht weefsel van linnen, garen, zijde, ook goud- of zilverdraad met opengewerkte patronen en opgelegde tekeningen, dat tot versiering van randen en boorden en als tussenzetsel dient (Van Dale, pag. 1281). Men kent Brusselse, Mechelse, Brugse enz. kant. Verder onderscheidt men echte en nagemaakte, valse kanten en machinale, met een machine vervaardigde kant. Men gebruikt kant voor witte schorten, kussenslopen, voor kleren (Q 121c), gordijnen en ondergoed (Q 99*), en voor lakens (P 219, meestal machinale kant). [N 62, 81a; N 62, 98; N 59, 201; MW; monogr.] || Het stuk steenkool dat men moest laten staan bij het "afkanten" (zie het lemma Afkanten). [monogr.]
II-5, II-7
|