e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
klepbroek barboteuse (<fr.): Fr. barboteuse: speelpak, kinderpak. Fr. barboter, ook plassen.  barbetens (Hulst/Konijnsberg), boks met een klep: bôksmet ein klep (Reuver), boks met een lok: boks meͅt n lūk (Maaseik), boks met een paan: bóks met en pan (Haelen), bóks mĕĕt ⁄n pan (Panningen), bóks mit en pan (Nunhem), boks met klep: boks met klep (Thorn), boks mət klɛp (Bree), bōks maet kleͅp (Mechelen-aan-de-Maas), buks met kleͅp (Opglabbeek), mit klep (Geleen), boks met valdeur: boks met valdeur (Eksel), buks meͅt valdø͂ͅr (Maaseik), boks met voor een slag: boks met vø̄r ənə [sjlāx (Montzen), broek: brōk (Veldwezelt), broek bet blaffetuurtje: bə bla.fəty(3)̄rkə (Halen), broek bet een klep: brok beͅ ən klɛp (Zolder), broek bet een valdeur: bruk beͅ ən valdø͂ͅr (Sint-Truiden), broek met een klep: brook mit enne klép (Klimmen), bruk med_ənə klap (Ketsingen), broek met een klep vanvoor: brook met ’ne klep van vör (Eisden), broek met een valdeur: broek met een valdeur (s-Herenelderen), brook met ein valdeur (Lanklaar), brook mèt een valdeur (Uikhoven), brùk mi ön valdeur (Beverlo), o is ook nog eens doorstreept  brŭk me ən valdōͅər (Tessenderlo), broek met valdeur: brŭk met valdeur (Tessenderlo), valdeur uitgesproken als in het A.B.N  broek met valdeur (Heusden), broek wat vanvoor overeen gaat: hebben mijnwerkers nu(?) nog  brŏĕk wao vàn vier ievaree geet (Bilzen), broekje met een valdeur: brukske met een valdeur (s-Herenelderen), fluitjesbroek: fleutjesbrok (Diepenbeek), fluitjesbroek (Kleine-Spouwen, ... ), fluitjesbrook (Opgrimbie), flə:tjesbroek (Tessenderlo), ui is eerder dof, niet zoals in uit  fluitjesbreuk (Beringen), kakboks: kakboks (Bree), kakbroek: kakbroek (Eigenbilzen, ... ), kakbruk (Neerpelt), klep: Boks mèt ei liêf draan.  klap (Tungelroy), klepboks: klebIôks (Limbricht), klep-boks (Bergen), klepboks (Blerick, ... ), klepbooks (Neeritter), klepbox (Sint-Huibrechts-Lille), klepbōksch (Heerlen), klepbŏks (Meijel), klepbòks (Broekhuizen, ... ), klepbóks (Baarlo, ... ), klepbóksj (Sittard), klepbôks (Blerick, ... ), klepböks (Grathem, ... ), kleͅpboks (Bree, ... ), klèpbóks (Meijel), klèpbôks (Holtum, ... ), klépbóks (Reuver), klɛpboks (Meijel), [def. sic]  klèpbóks (Gennep), klepbroek: klabruk (Hoeselt), klaepbrook (Bemelen), klapbroek (Rijkhoven, ... ), klapbrók (Diepenbeek), klebrok (Diepenbeek), klepbroek (Lanaken, ... ), klepbrok (Beringen, ... ), klepbrook (Beek, ... ), klepbrōk (Lanklaar), klepbruk (Hasselt), klēͅbrŏk (Boekt/Heikant), kleͅbro.k (Rekem), kleͅbrok (Eisden, ... ), kleͅbruk (Borlo, ... ), kleͅbryk (Rosmeer), kleͅpbrōk (Lanklaar), kleͅpbrōͅk (Kermt), klipbrok (Alken, ... ), klèpbrook (Borgharen, ... ), klɛpbruk (Opheers), onbekend, maar de broek met sluitklep aan de achterkant heette vroeger klépbrook. Deze werd vroeger(70 à 80 jaar geleden) gedragen door jongens  zie toelichting (Meerssen), klepjesbroek: klepkesbruk (Eigenbilzen), kleppenboks: kleppebooks (Bocholt), kleppenbroek: kleͅpəbrōk (Mechelen-aan-de-Maas), knopenboks: knofebóks (Kerkrade), kontlapbroek: kontlapbrok (Diepenbeek), lok: loek (Eind), loek (= lūk) (Ophoven), lokboks: loekbóks (Egchel, ... ), mansboks: mansbóks (As), mansbroek: mḁnzbruk (Borgloon), matrozenbroek: mətrōsəbrōk (Lanaken), onderlosser: óonderlosser (Gennep), paanboks: panbooks (Neeritter), polderbroek: polderbroek (Heers), poldĕrbrok (Vliermaalroot), poͅlleͅrbroek (Hoeselt), poͅllərbruk (Bilzen, ... ), snelzeiker: vulgair  schnelzeiker (Nuth/Aalbeek), snelseiker (Wijk), valboks: valboks (Neerpelt), valboux (Kessenich), valbrevier: valbrə.vɛ‧r (Neerpelt), valbroek: valbroek (Sint-Truiden, ... ), valbroĕk (Paal), valbrok (Wijchmaal), valbruk (Kerkom, ... ), bolletje op de a  valbrŏk (Zonhoven), valdeur: val-dee(e)r (Peer), valdeer (Peer), valdeur (Hechtel, ... ), valdēr (Grote-Brogel), valdier (Bree), vald⁄ø͂ͅr (Rijkhoven), [duir: deur, p.87]  vàlduir (Sint-Truiden), op de a een bolletje  val⁄dêr (Peer), Vero.  va.ldeur (Zonhoven), valdeurbroek: valdeurbroek (Paal), zitbroekje: zītbrŏkske (Remersdaal), zomerse boks: zeumerse bóks (Boeket/Heisterstraat) broek met een sluitklep aan de voorkant || broek met een sluitklep aan de voorkant [klepboks] [N 23 (1964)] || broek met klep || een broek met een sluitklep aan de voorkant [N 59 (1973)] || klepbroek || klepbroek (broek met van voren of van achter een klep) || klepbroek, brok met sluitklep aan de voorkant (westzijde van de Maas idem aan de achterkant (oostzijde van de Maas) || klepbroek, waarvan men het kruis kan openknopen voor het doen van zijn behoefte || Klepbroek. Kent uw dialect een bijzondere naam voor de broek met afvallende klep, zoals nog door kleine jongens wordt gedragen ? [ZND 47 (1950)] || klepbroek: kinderbroek, die langs achteren sluit met een klep || klepbroek: ouderwetse mansbroek met klepsluiting || valbroek || valdeur: klepbroek: korte jongensbroek die van achteren met een klep sloot (systeem om gemakkelijker zijn gevoeg te kunnen doen) III-1-3