33888 |
kolder |
bretsig:
(afl. van ''brats'' (zie de brats steekt hem); het paard wordt tengevolge van de aandoening kolderig of wild)
bretsig (Q112a Heerlerheide),
cholera:
kǫlrā (L360p Bree),
cornard (fr.):
kǝnār (Q002p Hasselt
[(hersenvliesontsteking)]
),
de brats steekt hem:
dǝ brats štik ɛm (Q032a Puth
[(het paard wil op de brats: weglopen op hol slaan)]
),
gek:
gɛk (Q009p Maasmechelen, ...
L293p Roggel,
Q096d Smeermaas,
Q014p Urmond,
L289p Weert),
kolder:
kolder (L322p Haelen, ...
L330p Herten,
L325p Horn,
L332p Maasniel,
L382p Montfort,
L329p Roermond,
L331p Swalmen),
koldǝr (L291p Helden, ...
L292p Heythuysen,
L369p Kinrooi,
Q204a Mechelen,
Q252p Moresnet,
L294p Neer,
L290p Panningen),
køldǝr (L247z Broekhuizenvorst),
kø̜ldǝr (L324p Baexem, ...
L374p Thorn),
kǫldǝr (L244c America, ...
L192p Bergen,
L269p Blerick,
L421p Dilsen,
L381p Echt,
L425p Grevenbicht / Papenhoven,
Q112a Heerlerheide,
Q039p Hoensbroek,
L246p Horst,
Q188p Kanne,
L377p Maasbracht,
Q095p Maastricht,
L424p Meeswijk,
L368p Neeroeteren,
L312p Neerpelt,
Q033p Oirsbeek,
L163p Ottersum,
L387p Posterholt,
Q099q Rothem,
L266p Sevenum,
L270p Tegelen,
Q197a Terlinden,
Q162p Tongeren,
Q014p Urmond,
L268p Velden,
L210p Venray,
Q094b Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler),
kǫlǝr (Q072p Beverst, ...
Q003p Genk),
kǭldǝr (L416p Opglabbeek, ...
L318p Stramproy,
L318b Tungelroy),
kolderachtig:
kǫldǝręxtǝx (Q096d Smeermaas),
koldergek:
kǫldǝrgɛk (Q111p Klimmen),
kolderig:
kø̜̃ldǝrex (L271p Venlo),
kolderig paard:
kǫldǝrex pęrt (L265p Meijel),
maankolder:
mǭnkǫldǝr (L286p Hamont),
stille kolder:
štelǝ koldǝr (L291p Helden),
zot:
zǫt (Q002p Hasselt)
|
Kolder (< lat. cholera) is een slepende, ongeneeslijke hersenaandoening, die aanleiding geeft tot stoornissen in de beweging en de bloedsomloop. De uiterlijke verschijnselen zijn: onhandelbaarheid, niet willen werken, een sufferig uiterlijk, het hoofd laag houden en de oren laten hangen, evenals een waggelende gang. Deze vorm van aandoening wordt stille kolder genoemd. Bij verergering van de ziekte wordt het paard wild, draait in het rond en slaat op hol. Dan spreekt men van razende kolder. [A 48A, 37; N 8, 90p; monogr.]
I-9
|