32296 |
kroosschaaf |
gergel:
gergǝl (Q196a Banholt, ...
L320a Ell,
Q196p Mheer),
gø̄rgǝl (Q007p Eisden, ...
Q009p Maasmechelen),
gɛrgǝl (Q007p Eisden, ...
Q009p Maasmechelen),
gergel(s)kamp:
gergǝlkamp (L294p Neer),
gergǝlskamp (Q020p Sittard),
gø̜rgǝlkamp (L294p Neer),
gęrgǝlkamp (Q019p Beek),
gɛlgǝrskamb (Q162p Tongeren),
gɛrgǝlkamp (Q203p Gulpen, ...
Q095p Maastricht),
gɛrgǝlskamp (Q111p Klimmen, ...
Q101p Valkenburg),
gergelschaaf:
gɛrgǝlšāf (L424p Meeswijk),
gergelsnijder:
gęrgǝlšnijǝr (L270p Tegelen),
gergelzaag:
gɛlgǝrzāx (Q074p Kortessem),
groefschaaf:
grōfsxāf (L271p Venlo),
groefzeeg:
grūf˲zīǝx (Q002p Hasselt),
grondschaaf:
grontsxāf (L271p Venlo),
kroos:
krus (Q002p Hasselt, ...
L270p Tegelen),
krōs (L289h Boshoven, ...
L164p Gennep,
L328p Heel,
L289a Hushoven,
L289a Hushoven,
Q095p Maastricht,
L329p Roermond,
L266p Sevenum),
krūǝs (L269p Blerick, ...
L267p Maasbree),
krooszaag:
krūǝs˲zāx (L290p Panningen),
kuiperschaaf:
kuiperschaaf (Q021p Geleen, ...
Q098p Schimmert),
rillentrekker:
rillentrekker (L290p Panningen)
|
In het algemeen de schaaf waarmee de kroos in de binnenwand van het vat wordt aangebracht. Er bestaan verschillende uitvoeringen van de kroosschaaf, maar vaak is hij samengesteld uit een houten blok, dat voorzien is van een drietal beiteltjes die naar de binnenwand van het vat gericht zijn, en een cirkelvormig houten plankje. Wanneer de kuiper het houten plankje in een cirkelvormige beweging over de koppen van de duigen voortbeweegt en tegelijkertijd de schaaf tegen de binnenwand van het vat aandrukt, ontstaat enkele centimeters onder de rand een groef, de kroos. Zie ook afb. 221. Soms wordt in de kroosschaaf in plaats van de drie beiteltjes een stuk zaagblad aangebracht; de woordtypen krooszaag, gergelzaag en groefzaag uit respectievelijk Panningen (L 290), Kortessem (Q 74) en Hasselt (Q 2) duiden waarschijnlijk zoɛn aangepaste schaaf aan.' [N E, 34a; A 32, 5; monogr.]
II-12
|