e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kuitbroek bloesboks: bloesbóks (Panningen), broek tot onder de knie: brok toͅt oͅnər ə kneͅi (Zolder), builenboks: [sic (informant 1)] (vgl. Kerkrade Wb. (p. 68): bul, buil; bül, buidel; p. 69: bülle, builen; uitzakken, uitbollen.  bulleboks (Mechelen), builenbroek: [sic (informant 2)] (vgl. Kerkrade Wb. (p. 68): bul, buil; bül, buidel; p. 69: bülle, builen; uitzakken, uitbollen.  buulebrook (Mechelen), culotte (fr.): kalot (Eisden), kelot (Eisden), kəloͅt (Kwaadmechelen), halfkorte (bijna tot de kuiten) broek, zwart  kelotte (Stevensweert), i.e. kuutbrook (N23,059).  culotte (Schimmert), culotteboks (<fr.): kaloͅtboͅks (Hamont), klotbóks (Bree), syn. Klotbòks, pòfbòks.  klotbòks (Bree), syn. Smòkkelbòks, pòfbòks.  klotbòks (Bree), culottebroek (<fr.): klotbrok (Schulen), kloͅtbrok (Stokkem), Fr. culotte (kniebroek) + Nl. broek.  klótbrók (Zonhoven), Pijpen onder de knie dichtgebonden of geknoopt.  klotbrook (Stokkem), driekwart: driekwart (Limbricht), driekwartse broek: driekwartse brook (Hoensbroek), flodderbroek: flodərbruk (Eigenbilzen), flotsbroek: floͅtsbruk (Hasselt), gespbroek: gaspbrook (Oirsbeek), gettenbroek: geͅtəbrōk (Beringen), golfbroek: golfbroek (Grazen (WBD)), goͅlfbruk (Herk-de-Stad), goͅləvbruk (Hasselt), kleine boks: kleenbòks (Blerick), knickerbocker (eng.): knikker-bokker (Venlo), nikkebokker (Bleijerheide), nikkebökker (Schimmert), nikker bokker (Oirlo), knickerboks (<eng.): nikkerboks (Neerpelt), knieboks: kneeboks (Born), kneebôks (Holtum), kneiboks (Einighausen), knēboks (Montzen), knēͅjboks (Meijel), knĕjboks (Maaseik), kni-jboks (Weert), knie boks (Middelaar), kniebóks (As, ... ), knieböks (Ell), kniejbóks (Meeuwen, ... ), kniebroek: knee-brook (Noorbeek), kneebrook (Lutterade, ... ), kneejbrook (Eijsden, ... ), knēbrōk (Lanaken), knēͅbruk (Sint-Truiden), kneͅibrok (Zolder), kneͅəbruk (Donk (bij Herk-de-Stad)), kni-jbrook (Hoensbroek), knij-brook (Klimmen), knijbroek (Sint-Truiden, ... ), knīēbrŏĕk (Bilzen), knienboks: kneenboks (Hout-Blerick, ... ), kneenbôks (Reuver), korte boks: korte bóks (Baarlo), kotte boks (Bleijerheide), niet omgespeld  kortebŏks (Born), korte broek: korte brook (Gronsveld), korte pompboks: kóte pómbooks (Bocholtz), kuitboks: kuut bòks (Geleen), kuutboks (Herten (bij Roermond), ... ), kuutbooks (Neeritter), kuutbóks (Haelen, ... ), kuutbôks (Reuver), köetboks (Sevenum), wuurd ouk neet miër gedrage  koetboks (Blerick), kuitbroek: kuitbroek (Heugem), kuitbrook (Wijk), kuutbrook (Meerssen, ... ), ky(3)̄dbrōk (Teuven), kydbruk (Zichen-Zussen-Bolder), kytbrōk (Lanklaar, ... ), kytbruk (Val-Meer), de kousen bij dergerlijke broek noemde men; de windhaoze  kūūtbrook (Klimmen), kuitenboks: kutebòks (Echt/Gebroek), kuute boks (Echt/Gebroek), kūuteboks (Stevensweert), kuitenbroek: kuitebrook (Valkenburg), pofboks: poef-bóks (Venlo), poefbóks (Ottersum), poefbôks (Blerick), pofboks (Weert), pofbooks (Bocholt), pófbóks (Echt/Gebroek), pofbroek: poefbrook (Bemelen, ... ), pofbroek (Horpmaal), poofbrook (Wijk), pōͅfbrōͅk (Kermt), poͅfbrok (Eisden), pufbrok (Diepenbeek), pufbruk (Borlo, ... ), pūvbruk (Borgloon), pófbrok (Kerensheide), polderbroek: poͅldərbruk (Opheers), polsbroek: polsbroek (Rummen (WBD)), rijboks: reͅjboͅks (Achel), riejbòks (Tegelen), riejbóks (Tungelroy), réeböks (Grathem), rijbroek: reiəbroek (Borgloon), rejbro.k (Rekem), rejbrok (Mechelen-aan-de-Maas), rēbruk (Zelem), rēx brŏk (Boekt/Heikant), riebrook (Meerssen, ... ), rijbrook (Eijsden), rəibruk (Tongeren), alleen bekend als rijbroek  rejbrok (Romershoven), smokkelboks: smokəlboks (Bree, ... ), smukəlbuks (Opglabbeek), smókkelbóks (Bree), smokkelbroek: smokkelbroek (Grazen (WBD)), smoͅkəlbryk (Rosmeer), smukəlbruk (Tongeren), stropbroek: stropbroek (Tessenderlo), strupbroͅuk (Linkhout), stropselbroek: stro̞psəlbrok (Paal), twijfelaar: twiefeleer (Maastricht), twiéfeler (Gronsveld), twīefeler (Oost-Maarland) *klotbroek: kniebroek || broek die, gedeeltelijk onder de knieën opgepoft, om de bovenkuit gesloten wordt || broek, pantalon die het midden houdt tussen een korte en een lange broek || culot, in de betekenis van soort broek; betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] || een kuit- of kniebroek [N 59 (1973)] || kuitbroek of kniebroek (vero) waarvan de pijpen juist onder de knieën werden dichtgebonden [N 23 (1964)] || wijde kniebroek III-1-3