31292 |
lasbrander |
autogenisch apparaat:
ōtōgēnes˱ apǝrāt (Q099q Rothem),
bout:
bōt (P176b Bevingen),
brandbek:
brant˱bɛk (Q083p Bilzen),
brander:
bran(d)ǝr (Q083p Bilzen),
brander-chalumeau:
brandǝr-šalǝmo (L371p Ophoven
[(met gas)]
),
brender:
brɛnjǝr (L331p Swalmen),
brenner:
brɛnǝr (Q121p Kerkrade, ...
Q116p Simpelveld),
chalumeau:
šalimo (Q086p Eigenbilzen),
šalymo (Q005p Zutendaal),
šalǝmō (L424p Meeswijk),
gasbek:
gās˱bɛk (Q083p Bilzen),
lasbrander:
las˱brandǝr (L291p Helden, ...
Q095p Maastricht,
L216a Oostrum,
L290p Panningen,
L192a Siebengewald,
L213p Well),
las˱branǝr (Q083p Bilzen, ...
P047p Loksbergen),
las˱brãndǝr (L165p Heijen, ...
L217p Meerlo,
L159a Middelaar),
laš˱brandǝr (Q112z Ten Esschen),
lasbrender:
las˱bręnjǝr (L382p Montfort),
las˱brɛnjǝr (L330p Herten, ...
L321p Neeritter,
L299p Reuver),
lasbrenner:
laš˱brɛnǝr (Q113p Heerlen, ...
Q111p Klimmen
[(om te snijden)]
),
laspit:
lašpet (Q111p Klimmen
[(om te lassen)]
),
schweissbrenner:
šwēs˱brɛnǝr (Q121b Spekholzerheide)
|
Lasapparaat dat bestaat uit een metalen buis met tuitvormig mondstuk en twee toevoerleidingen, één voor de brandstof en één voor het verbrandingsmiddel (meestal zuurstof). Als brandstof kan waterstof, lichtgas of acetyleengas worden gebruikt. Zie ook afb. 43. [N 33, 190; monogr.]
II-11
|