30081 |
loodplank |
bloklood:
blǫkluǝt (Q012p Rekem),
driehaak:
dręjhǭk (K353p Tessenderlo),
driehoek:
dręjhuk (P176b Bevingen, ...
P176p Sint-Truiden),
driehoekige waterpas:
dręjhōkegǝ wǭǝtǝrpas (Q193p Gronsveld),
gradenhoek:
grādǝhōk (Q111p Klimmen),
kwientje:
kwi.nkǝ (L382p Montfort),
lijnwaterpas:
lęjnwǭǝtǝrpas (L315p Kleine-Brogel),
lood:
loǝt (P120p Alken),
loodblok:
lōt˱blǫk (L372p Maaseik),
loodpas:
lutpās (P057p Kuringen),
lū.atpas (Q028p Jabeek),
loodplank:
lowtplaŋk (Q072p Beverst),
lōtplaŋk (Q072p Beverst, ...
Q077p Hoeselt,
L372p Maaseik),
loodwaag:
lūtwōr (Q222p Vaals),
loodwaterpas:
lwǫtwātǝrpas (Q011p Boorsem),
meter:
mēʔǝr (K353p Tessenderlo),
noodwaterpas:
nūǝtwātǝrpas (Q111p Klimmen),
oude waterpas:
ǫwǝ wātǝrpas (Q097p Ulestraten),
ouderwetse waterpas:
awǝrwɛtsǝ wātǝrpas (Q111p Klimmen),
pas:
pas (Q078p Wellen),
paslood:
paslū.t (L289p Weert),
plankje:
plęjŋkskǝ (P177p Zepperen),
scheer:
sxšr (K359p Koersel),
waag:
wǭx (Q095p Maastricht),
waterpas:
watǝrpas (P176p Sint-Truiden),
wātǝrpas (Q202p Eys, ...
L321p Neeritter),
wǫtǝrpas (P176p Sint-Truiden),
wǭǝtǝrpas (Q198p Eijsden),
wǭʔǝrpas (K353p Tessenderlo),
waterpas met een loodje:
wātǝrpas met˱ ǝn lø̜tjǝ (L209p Merselo),
waterpas met lood:
wǭtǝrpas mɛt lūǝt (K318p Berverlo),
waterpaslood:
wātǝrpasluǝt (L270p Tegelen),
zetwaag:
zɛtswǫax (Q121p Kerkrade)
|
Instrument om te onderzoeken of iets horizontaal ligt of overal even hoog is. Zie ook afb. 30. De loodplank werd als volgt vervaardigd. In een rechthoekig houten bord sloeg men aan de bovenkant, in het midden, een haak. Vanuit die haak werd een loodlijn getrokken naar de onderzijde van het bord. Aan de haak werd een touw met ijzeren gewichtje (vgl. het schietlood) bevestigd. Als men wilde controleren of een muur waterpas was, werd de loodplank er bovenop geplaatst. Wanneer het gewicht ten opzichte van de streep naar links of rechts uitweek, was de muur niet horizontaal. Naast de vierkante loodplank kende men ook een driehoekig model. [N 30, 12c; monogr.]
II-9
|