32983 |
masteluin |
bontding:
bondɛŋk (L423p Stokkem),
bontgoed:
bo.nt˱go.t (Q188p Kanne),
bontgoed (L417p As, ...
L352p Hechtel,
Q077p Hoeselt,
Q177p Millen),
bont˱gōt (Q007p Eisden, ...
L422p Lanklaar,
Q009p Maasmechelen,
L424p Meeswijk,
L368p Neeroeteren,
Q010p Opgrimbie,
Q012p Rekem,
L423p Stokkem,
Q008p Vucht),
bunt˱gōt (L421p Dilsen, ...
L419p Elen,
L372p Maaseik),
bōnt˲gōt (Q087p Gellik),
bontkoren:
bont[koren] (Q192p Margraten),
bō.nt[koren] (Q200p s-Gravenvoeren),
bōnt[koren] (Q199p Moelingen),
fourrage (fr.):
fɛrǭžǝ (Q172p Vroenhoven),
gerstekoren:
gēǝrštǝkōǝn (Q192p Margraten
[(gerst en rogge)]
),
graan:
grɛ̄n (Q003p Genk, ...
Q074p Kortessem),
haverbonen:
hāvǝrbūǝnǝ (Q192p Margraten
[(haver en bonen als nagewas)]
),
havergerst:
hāvǝgēǝrš (Q192p Margraten
[(haver en gerst)]
),
koren en tarwe ondereen:
koǝn ęn tɛrǝf ǫndǝrin (P174p Velm),
kō.n ęn tɛrǝf ǫnǝrēn (Q071p Diepenbeek),
kūǫrǝn ęn tɛrǝf oŋǝręi̯n (L420p Rotem),
korenachtig tarwe:
ko.ǝnɛtex tɛrǝf (Q083p Bilzen),
kromgoed:
krǫ.mpgūt (Q077p Hoeselt
[(haver en wikke)]
),
masteluin:
masteluin (L352p Hechtel, ...
K314p Kwaadmechelen,
Q088p Lanaken,
K278p Lommel,
L416p Opglabbeek,
L420p Rotem,
P212p Walshoutem),
mastǝlau̯n (P119p Sint-Lambrechts-Herk),
mastǝlø̄n (Q080p Vliermaal),
mastǝlø̜̄n (P176p Sint-Truiden),
mastǝlēn (Q168a Rijkhoven),
mastǝlē̜i̯ǝn (Q001p Zonhoven),
mastǝlōn (Q086p Eigenbilzen),
mastǝlūǝ.n (L372p Maaseik),
mastǝlɛi̯n (P120p Alken, ...
L417p As,
P184p Groot-Gelmen,
L366p Gruitrode,
P195p Gutschoven,
P050p Herk-de-Stad,
P055p Kermt,
Q074p Kortessem,
P057p Kuringen,
Q088p Lanaken,
L368p Neeroeteren,
L362p Opitter,
L355p Peer,
P058p Stevoort,
K353p Tessenderlo,
Q075p Vliermaalroot,
Q179p Zichen-Zussen-Bolder),
mastǝlɛ̄n (K357p Paal),
mastran:
mastrān (P121p Ulbeek, ...
Q075p Vliermaalroot),
mǝstrā (Q078p Wellen),
mǝstrān (Q156p Borgloon, ...
P188p Hoepertingen,
Q157p Jesseren
[(wikke en haver)]
,
P176p Sint-Truiden,
P192p Voort),
mɛstra (P186p Gelinden),
mɛstrau̯n (P176p Sint-Truiden),
mengel:
mengel (K357p Paal),
mengeling:
mengeling (K317p Leopoldsburg, ...
L355p Peer),
miŋǝlǝn (K361p Zolder),
mɛŋǝlǝn (L367p Neerglabbeek),
mengsel:
mengsel (P220p Mechelen-Bovelingen, ...
P107a Rummen),
mélange (fr.):
mélange (fr.) (Q243p Herstappe, ...
P214p Montenaken),
regaalsgoed:
rējǭlsgōt (Q192p Margraten
[(rogge en gerst of spelt)]
),
tarwetig koren:
tɛrfǝtex [koren] (Q083p Bilzen, ...
Q170p Grote-Spouwen,
Q171p Vlijtingen),
witgraan:
wetgrēi̯ǝn (P211p Waasmont),
wetgrē̜n (P171p Landen),
witkoren:
wet[koren] (P195p Gutschoven, ...
P050p Herk-de-Stad,
P188p Hoepertingen,
P177a Ordingen,
P058a Schakkebroek,
P176p Sint-Truiden,
P056p Stokrooie,
P121p Ulbeek,
Q078p Wellen)
|
Menggewas, vooral rogge en tarwe dooreen; vroeger bakte men er brood van ("masteluinbrood"), nu wordt het alleen nog als groenvoer gezaaid. Indien het mengsel een andere samenstelling heeft dan rogge en tarwe, dan wordt dat in het lemma aangegeven. De opgaven "groenvoer" zijn in het lemma ''groenvoer'' (1.2.14) ondergebracht. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [koren], zie het lemma ''rogge'' (1.2.4), resp. ''graan, koren'' (1.2.1). [L 39, 15; L lijst graangewassen, 5; monogr.; add. uit L 48, 26; Lu 2, 26]
I-4
|