33378 |
mesthoop in de potstal |
deel:
dēl (Q004p Gelieren Bret),
hoop:
hōp (Q028p Jabeek),
hǫu̯p (Q156p Borgloon),
mestdeel:
[mest]˱dēl (Q012p Rekem, ...
Q179p Zichen-Zussen-Bolder),
[mest]˱dē̜ ̞i̯l (Q009p Maasmechelen, ...
Q096c Neerharen),
[mest]˱dē̜ ̞l (L215p Blitterswijck, ...
L164p Gennep,
L211p Leunen,
L159a Middelaar,
L163p Ottersum),
mestgat:
[mest]˲gā.t (Q007p Eisden, ...
L290p Panningen),
mestheem:
meštǝm (Q196p Mheer),
mę.stǝm (Q011p Boorsem, ...
Q093p Rosmeer),
męstǝm (L288c Eind, ...
L429p Guttecoven,
L426z Holtum),
męsǝm (Q170p Grote-Spouwen, ...
Q095a Oud-Caberg),
mesthoek:
[mest]hōk (L322p Haelen, ...
L382p Montfort),
mesthoop:
[mest](h)ūp (Q002p Hasselt),
[mest]hu ̞ǝp (K357p Paal),
[mest]hup (P051p Lummen, ...
P107a Rummen),
[mest]huu̯ǝp (K353p Tessenderlo
[(zelden)]
),
[mest]huǝp (P048p Halen),
[mest]hōp (Q158p Riksingen),
[mest]hūp (P050p Herk-de-Stad),
[mest]hǫu̯p (L330p Herten, ...
L292p Heythuysen,
L372p Maaseik,
Q022p Munstergeleen,
L294p Neer,
P222p Opheers,
L329p Roermond,
L318b Tungelroy,
L271p Venlo),
[mest]up (K361a Boekt Heikant, ...
P218p Borlo,
P178p Brustem),
mestkot:
[mest]kot (P051p Lummen, ...
P044p Zelem),
[mest]kūt (Q072p Beverst, ...
P176p Sint-Truiden),
mestkuil:
[mest]kau̯l (Q076p Romershoven, ...
Q162p Tongeren),
[mest]kul (L270p Tegelen, ...
Q209p Teuven,
Q080p Vliermaal),
[mest]kói̯l (Q187a Heugem),
mestplaai:
męsplai̯ (Q031p Spaubeek),
mestplaats:
mø̜stplāts (L360p Bree),
mestput:
[mest]pøt (L282p Achel, ...
Q156p Borgloon,
L326p Grathem,
L163a Milsbeek,
L163p Ottersum,
Q098p Schimmert,
L378p Stevensweert,
K353p Tessenderlo),
[mest]pø̜t (K358p Beringen, ...
Q007p Eisden,
L269a Hout-Blerick,
L316p Kaulille),
[mest]pęt (Q002b Kiewit),
mestputje:
męstpøtǝkǝ (P045p Meldert),
meststal:
[mest]sta.l (Q162p Tongeren),
[mest]stal (K358p Beringen, ...
L422p Lanklaar,
Q180p Mal,
L265p Meijel,
L416p Opglabbeek),
[mest]stãl (L360p Bree, ...
L312p Neerpelt,
Q178p Val-Meer),
[mest]štal (L290a Egchel, ...
L291p Helden,
Q039p Hoensbroek,
Q020p Sittard,
L331p Swalmen),
meststoep:
mē̜ ̞ststup (P055p Kermt),
stoep:
stup (L317p Bocholt, ...
L316p Kaulille,
L321p Neeritter,
L368b Waterloos),
strontenhoop:
strǫntǝhup (K361p Zolder),
stronthoop:
stronthuǝp (K314p Kwaadmechelen, ...
K317p Leopoldsburg),
strǫnthup (P051p Lummen)
|
In het winterseizoen werd de mest die zich onder de koeien had opgehoogd, niet uit de stal verwijderd, maar achter de koeien zolang op een hoop gezet. Bij het leegmaken van de potstal in het voorjaar werd deze hoop naar het veld gereden. Zie ook de paragraaf "Verzorging van het vee" in de aflevering over het rund. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (mest) het lemma "mest, stalmest" in aflevering I.1, pag. 3. [N 5A, 49d]
I-6
|