29820 |
metselsteenkwaliteit |
appelbloesem:
appelbloesem (L322a Nunhem),
boerengrauw:
bōrǝgrǫw (L290p Panningen),
būrǝgrǫw (L163a Milsbeek, ...
Q020p Sittard,
L210p Venray),
grijs:
grī̄s (L210p Venray),
hardgrauw:
hart˲grǫw (L163a Milsbeek, ...
L322a Nunhem,
Q020p Sittard,
Q121b Spekholzerheide,
L210p Venray)
|
In dit lemma is een aantal metselsteenkwaliteiten bijeengeplaatst. Men kent verscheidene metselsteenkwaliteiten, bestemd voor uiteenlopende toepassingen. Bij de metselsteen onderscheidt men in afdalende hardheidsgraad: ɛhardgrauwɛ, voor buitenmuren inclusief de schoorstenen buitendaks, ɛboerengrauwɛ, voor bouwmuren en dragende of steunende binnenmuren en ɛroodɛ, voor verbrede voet van muren beneden het trasraam. Het woordtype appelbloesem (L 322a) duidt de best gebakken steen boven uit de oven aan. De steen is niet bijzonder hard maar bruikbaar (Geuskens, pag. 189).' [monogr.; N 98, 169]
II-8
|