32638 |
ontginningsploeg |
bosploeg:
bo ̝ks[ploeg] (L420p Rotem),
boǝs[ploeg] (P177p Zepperen),
bøs[ploeg] (Q076p Romershoven),
bǫrs[ploeg] (K361p Zolder),
bǫs[ploeg] (L295p Baarlo, ...
K358p Beringen,
K318p Berverlo,
Q002c Bokrijk,
Q007p Eisden,
L371a Geistingen,
P050p Herk-de-Stad,
Q002b Kiewit,
L422p Lanklaar,
P051p Lummen,
L372p Maaseik,
Q009p Maasmechelen,
Q096c Neerharen,
Q012p Rekem,
P176p Sint-Truiden,
P054p Spalbeek,
L318b Tungelroy,
P174p Velm),
breekploeg:
brē ̞ǝk[ploeg] (Q039p Hoensbroek),
brē̜i̯k[ploeg] (Q158p Riksingen),
brē̜k[ploeg] (L330p Herten, ...
L332p Maasniel),
diepe ploeg:
dīpǝ plux (L192b Aijen
[(voor het omploegen van een met de frees gescheurde weide)]
),
heiploeg:
hei̯[ploeg] (Q072p Beverst),
hē[ploeg] (Q001a Oud-Winterslag),
hęi̯[ploeg] (L322p Haelen, ...
L292p Heythuysen,
L269a Hout-Blerick,
L211p Leunen,
L209p Merselo,
L159a Middelaar,
L288p Nederweert,
L321p Neeritter,
L288a Ospel,
L192a Siebengewald,
L318b Tungelroy,
L289p Weert),
hɛi̯[ploeg] (L360p Bree, ...
Q071p Diepenbeek,
L286p Hamont,
K278p Lommel,
L312p Neerpelt),
hɛ̄i̯[ploeg] (L352p Hechtel),
kroenekraan:
krūnǝkrān (L432p Susteren),
ontginningsploeg:
ont˲geneŋs[ploeg] (L269p Blerick, ...
L269b Boekend,
L371a Geistingen,
L163a Milsbeek,
L216p Oirlo,
L163p Ottersum,
L270p Tegelen),
peelploeg:
pīǝlplōx (L382p Montfort),
ploeg voor te ontginnen:
ploeg voor te ontginnen (L420p Rotem),
scheurploeg:
sxȳǝrplux (L192b Aijen)
|
De ploeg die men gebruikt voor het in cultuur brengen van woeste grond, zoals bos, heide, enz. Het ontginningswerk werd verricht met de ploeg in L 159a, 320a, 360, P 48, 51, 107a, 108, 175, 178, 222, Q 11, 28, 77, 94b, 162, 156, 170. Blijkbaar was dat geen aparte, maar de gewone, vanouds "ploeg" geheten, enkele ploeg, die men op dit werk kon inrichten. Voor het in cultuur brengen van bos- en heidegrond gebruikte men: de brabander in L 290a, 321a, P 44, 48, 49, Q 39 of brabantse ploeg in L 331; in L 248 een zware brabantse ploeg (vroeger) en de Melotteploeg (later); de enkele ploeg in Q 7, 80; de aanschietploeg in Q 80; de dobbele ploeg in Q 80; de franse ploeg in Q 79a, 80; de wentelploeg in K 358, L 372a; een (oude) Sack''s of Sack''s(e)ploeg in L 163, 165 of Sack''sische ploeg in L 246 en in Q 22 de tweevoorder. Aan het ontginningswerk kwam in Q 14 de cultivator te pas, in Q 22 en 247 de extirpator, in P 45 de rus en in Q 180 de frees. [N 11, 30 + 32c add.; N 11A, 81; N 27, 15]
I-1
|