28663 |
ontzegelen |
disoperculeren:
dezopɛrkylērǝ (Q253p Montzen),
ontzegelen:
ontze.gǝlǝn (L421p Dilsen),
ontzegelen (Q019p Beek, ...
L428p Born,
Q018p Geulle,
Q002p Hasselt,
L384p Herkenbosch,
K317a Kerkhoven,
K278p Lommel,
L372p Maaseik,
Q009p Maasmechelen,
L294p Neer,
L416p Opglabbeek,
L381b Peij,
Q015p Stein,
K353p Tessenderlo,
L244d Ysselsteyn,
P177p Zepperen),
ontzēgǝlǝ (L333p Asenray / Maalbroek, ...
Q071p Diepenbeek,
L371a Geistingen,
L330p Herten,
L414p Houthalen,
L265p Meijel,
Q197p Noorbeek,
L329p Roermond,
Q197a Terlinden,
L374p Thorn,
L271p Venlo,
L289p Weert),
ontzīgǝlǝ (Q113p Heerlen, ...
Q177p Millen),
ontzīgǝlǝn (Q003p Genk),
ont˲zęjgǝlǝ (P120p Alken, ...
P107a Rummen,
P176p Sint-Truiden),
ø̜ntzēgǝlǝ (L210p Venray),
ōntzēgǝlǝ (L246p Horst)
|
Het verwijderen van de wasdeksels die de honingcellen bedekken. Voordat de raten in de slinger gaan, moeten ze ontzegeld worden. Men heeft hiervoor een ontzegelmes of een ontzegelvork, soms werkt men, enigszins primitief, met een gewone eetvork. De techniek van het ontzegelen is uiterst eenvoudig. Het raam wordt bij de oren vastgehouden. Het steunt met een punt op een over de ontzegelbak gelegd plankje. Het mes wordt dan langs de latten gehaald waardoor de wasdeksels in een bak vallen. [N 63, 124a; Ge 37, 169; monogr.]
II-6
|