31667 |
opproptang |
opruimtang:
ǫprȳmtaŋ (L159a Middelaar),
optromptang:
optromptaŋ (Q117p Nieuwenhagen, ...
Q118p Schaesberg),
opwijdtang:
opwiǝtsaŋ (Q121p Kerkrade),
ruimtang:
rȳmtaŋ (L291p Helden, ...
L290p Panningen),
tapscheer:
tsapšīǝr (Q121b Spekholzerheide),
taptang:
tsaptsaŋ (Q121c Bleijerheide),
uitzettang:
ūt˱ze̜ttaŋ (L423p Stokkem),
ǫwt˲ze̜ttaŋ (L414p Houthalen),
wijdtang:
wijtaŋ (L321p Neeritter)
|
Een soort tang voor het verwijden van de uiteinden van (loden) pijpen in verband met het maken van rechte verbindingen. Zie ook afb. 254. [N 33, 181; N 33, 176; N 64, 60; monogr.]
II-11
|