32667 |
ploegvoetstaander |
balk:
balǝk (L163a Milsbeek, ...
L163p Ottersum),
been:
bę̄i̯n (L317p Bocholt),
blok:
blǫk (K359p Koersel, ...
K357p Paal),
de blok van het voetje:
dǝ blǫk ˲van t ˲vøtǝkǝ (K359p Koersel),
diepteregeling:
diptǝrēgǝlǝŋ (L286p Hamont),
ijzer van de slof:
īzǝr van ǝ slof (L416p Opglabbeek),
lat aan de slof:
lat ǫn dǝ slǫf (L312p Neerpelt),
lat van de slof:
lat ˲van dǝ slǫf (L312p Neerpelt),
ophefboom:
ǫphɛf˱buǝm (L314p Overpelt),
ploeglat:
pluxlat (K318p Berverlo),
regelaar:
rēgǝlę̄r (L372p Maaseik),
rullenstutz/-stots:
rø̜lǝštuts (Q204a Mechelen),
schakel:
sxãkǝl (K315p Oostham, ...
K353p Tessenderlo),
schei:
sxãi̯ (K353p Tessenderlo),
schuif:
skǭi̯f (P222p Opheers),
slobbalk:
šlup˱balǝk (Q211p Bocholtz, ...
Q204a Mechelen),
slobhout:
šluphǫu̯t (Q204a Mechelen),
slobstang:
šlupštaŋ (Q033p Oirsbeek),
slofbalk:
slof˱balǝk (L282p Achel, ...
L268p Velden),
šlof˱balǝk (L295p Baarlo),
sloffesteun:
šlofǝštø̄n (L270p Tegelen),
slofhout:
slofhǫu̯.t (L368p Neeroeteren),
slofijzer:
slof˱īzǝr (L321p Neeritter, ...
L268p Velden),
slof˱īǝzǝr (L368p Neeroeteren),
šlof˱īzǝr (L426z Holtum),
slofschei:
slofšɛi̯ (L321p Neeritter),
šlō.f šɛi̯ (L290p Panningen),
slofstang:
šlufštaŋ (L330p Herten),
slofsteel:
šlufštēl (L332p Maasniel),
slofsteun:
slofstø̄n (L159a Middelaar),
šlofštø̄n (L270p Tegelen),
staaf:
stãf (Q014p Urmond),
staart:
stat (P222p Opheers),
štats (Q121c Bleijerheide),
štɛrt (L387p Posterholt),
staart van de slob:
štart ˲van dǝr šlup (Q111p Klimmen),
staartstuk van de slob:
štartštøk ˲van dǝr slup (Q035p Brunssum),
stang van de slob:
štaŋ van dǝr šlup (Q035p Brunssum, ...
Q033p Oirsbeek),
steel:
štēl (Q099q Rothem),
stegelstek:
stīgǝlstɛk (Q009p Maasmechelen),
stelbalk:
štęlbalǝk (L332p Maasniel),
stelijzer:
stęlīzǝr (Q094b Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler),
steun:
stø̄n (L282p Achel, ...
Q002c Bokrijk),
štø̄n (L331p Swalmen),
steun van de voorslof:
štø̄n van dǝ vø̄ršlof (L270p Tegelen),
steunhout:
stø̄nǫu̯t (L282p Achel),
steunplaat:
stø̄nplǭǝt (L286p Hamont),
steunsel:
stø̄nsǝl (L314p Overpelt),
voetbalk:
vut˱balǝk (K317p Leopoldsburg),
voetlat:
vuu̯tlat (K278p Lommel),
voetstang:
vuu̯tstaŋ (K278p Lommel),
voetsteun:
vūtstø̄n (K314p Kwaadmechelen)
|
De verticale lat die de slof of het wieltje met de ploegboom verbindt. Dit onderdeel dient bij een bepaald type ploeg tevens om de diepte van de voor te regelen. In de ploegboom is dan een holte waar de staander door gaat. De staander heeft een rij gaatjes en in de ploegboom zitten ook twee gaatjes ter weerszijden van de opening. Een spie die door ploegboom en staander gestoken wordt, bevestigt het geheel. [N 11, 31.III.b; N 11, 31.V.b; monogr.]
I-1
|