31431 |
ponsmachine |
knipmachine:
knepmǝšin (L159a Middelaar),
lokstans:
lǭxštans (Q121p Kerkrade),
pitsmachine:
petsmǝšīn (Q083p Bilzen),
pons:
pons (Q111p Klimmen),
pōns (Q099q Rothem),
ponsmachine:
ponsmašiŋ (Q113p Heerlen),
ponsmǝš ̇in (L330p Herten),
ponsmǝšin (L291p Helden, ...
Q095p Maastricht,
L321p Neeritter,
L290p Panningen,
L299p Reuver,
Q005p Zutendaal),
põnsmǝšin (L159a Middelaar),
põ̜nsmǝšīn (L165p Heijen, ...
L217p Meerlo,
L192a Siebengewald,
L213p Well),
pōnsmašen (K353p Tessenderlo),
pǫnsmašiŋ (Q116p Simpelveld),
pǫnsmǝšīn (L216a Oostrum),
spǫnsmǝšīn (Q083p Bilzen),
presje:
prɛskǝ (Q083p Bilzen),
presmachine:
prɛsmašen (P219p Jeuk),
stans:
štans (Q121b Spekholzerheide)
|
Door handkracht of door een elektromotor aangedreven machine om gaatjes te maken in plaatmateriaal. Bij het ponsen wordt een hardstalen ponsnippel met grote kracht door het te bewerken materiaal gedrukt waarbij een, meestal rond, plaatje wordt uitgesneden. Het plaatmateriaal rust daarbij op een metalen onderlaag, het ponsbed, waarin één of meer uithollingen zijn aangebracht die in doorsnee overeenkomen met die van de ponsnippel. Zie ook afb. 133. Het woordtype knipmachine (L 159a) is in dit lemma opgenomen omdat er ook gecombineerde pons- en knipmachines bestaan waarmee beide werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd. [N 33, 345]
II-11
|