33350 |
potstal |
aardestal:
i̯ɛ̄rstal (K358p Beringen),
beestenstal:
biǝstǝsta.l (L312p Neerpelt),
diepe stal:
di ̞i̯pǝ [stal] (P044p Zelem),
dipǝ [stal] (P053p Berbroek, ...
Q001p Zonhoven),
dēpǝ [stal] (Q008p Vucht),
dīpǝ [stal] (K358p Beringen, ...
Q094p Hees,
P044p Zelem),
koestal:
kou̯[stal] (Q111p Klimmen),
ku[stal] (L377p Maasbracht, ...
L432p Susteren),
kō[stal] (Q007p Eisden, ...
Q009p Maasmechelen),
kotstal:
kǫt[stal] (P187p Berlingen, ...
K316p Heppen,
K314p Kwaadmechelen),
meststal:
mes[stal] (L269p Blerick, ...
Q035p Brunssum,
L326p Grathem,
Q196p Mheer),
mest[stal] (L282p Achel),
mø̜st[stal] (L360p Bree, ...
K361p Zolder),
mēs[stal] (L290a Egchel, ...
L266p Sevenum),
mē̜ ̞(i̯)s[stal] (P222p Opheers),
mē̜ ̞i̯.s[stal] (Q162p Tongeren),
mē̜ ̞st[stal] (L317p Bocholt),
mę.s[stal] (Q011p Boorsem),
męi̯.s[stal] (Q156p Borgloon, ...
Q071p Diepenbeek,
Q080p Vliermaal),
męs[stal] (P178p Brustem, ...
L430p Einighausen,
Q007p Eisden,
L426z Holtum,
Q095p Maastricht,
Q022p Munstergeleen,
L329p Roermond,
L378p Stevensweert,
L432p Susteren),
męst[stal] (K358p Beringen, ...
K318p Berverlo,
K361a Boekt Heikant,
L371a Geistingen,
P050p Herk-de-Stad,
L316p Kaulille,
P055p Kermt,
L312p Neerpelt,
L416p Opglabbeek,
Q158p Riksingen,
P176p Sint-Truiden,
P174p Velm),
potstal:
pot[stal] (L282p Achel, ...
L353p Eksel,
L356p Grote-Brogel,
L366p Gruitrode,
L286p Hamont,
L352p Hechtel,
L316p Kaulille,
L369p Kinrooi,
L315p Kleine-Brogel,
L422p Lanklaar,
P046p Linkhout,
L372p Maaseik,
P045p Meldert,
L367p Neerglabbeek,
L368p Neeroeteren,
L312p Neerpelt,
L415p Opoeteren,
L314p Overpelt,
L355p Peer,
L420p Rotem,
L313p Sint Huibrechts Lille,
L354p Wijchmaal,
L365p Wijshagen),
pót[stal] (L370p Kessenich),
pó̜t[stal] (L429p Guttecoven),
pǫt[stal] (L282p Achel, ...
L192b Aijen,
P120p Alken,
L417p As,
L295p Baarlo,
L359p Beek,
K358p Beringen,
K318p Berverlo,
Q072p Beverst,
L269p Blerick,
L215p Blitterswijck,
L317p Bocholt,
Q011p Boorsem,
Q156p Borgloon,
L360p Bree,
Q159p Broekom,
L426p Buchten,
Q071p Diepenbeek,
L421p Dilsen,
P049p Donk,
Q086p Eigenbilzen,
L288c Eind,
L419p Elen,
L320a Ell,
L363p Ellikom,
Q202p Eys,
Q004p Gelieren Bret,
Q003p Genk,
L214a Geysteren,
Q002a Godschei,
L322p Haelen,
P048p Halen,
L286p Hamont,
Q002p Hasselt,
L352p Hechtel,
P197p Heers
[(vroeger alleen voor schapen)]
,
Q081a Heesveld-Eik,
L413p Helchteren,
L291p Helden,
K316p Heppen,
Q174p Herderen,
P050p Herk-de-Stad,
L330p Herten,
Q187a Heugem,
P188p Hoepertingen,
Q077p Hoeselt,
L246p Horst,
L414p Houthalen,
Q203b Ingber,
Q028p Jabeek,
Q157p Jesseren,
K317a Kerkhoven,
P055p Kermt,
Q002b Kiewit,
P057p Kuringen,
K314p Kwaadmechelen,
Q088p Lanaken,
L422p Lanklaar,
K317p Leopoldsburg,
L289b Leuken,
Q006p Leut
[(ter plaatse niet bekend)]
,
P046p Linkhout,
K278p Lommel,
P051p Lummen,
Q180p Mal,
L217p Meerlo,
L424p Meeswijk
[(ter plaatse niet bekend)]
,
L364p Meeuwen,
L265p Meijel,
L159a Middelaar,
Q177p Millen,
L163a Milsbeek,
L319p Molenbeersel,
L382p Montfort,
L115p Mook,
Q082p Munsterbilzen,
L294p Neer,
Q096c Neerharen
[(weinig gebruikt)]
,
L321p Neeritter,
L312p Neerpelt,
L418p Niel-bij-As,
P117p Nieuwerkerken,
Q033p Oirsbeek
[(weinig gebruikt)]
,
K315p Oostham,
L416p Opglabbeek,
Q010p Opgrimbie,
L371p Ophoven,
L362p Opitter,
L163p Ottersum,
Q095a Oud-Caberg,
L314p Overpelt,
K357p Paal,
L290p Panningen,
L381a Putbroek,
Q032a Puth,
Q012p Rekem,
L358p Reppel,
L293p Roggel,
Q076p Romershoven,
L420p Rotem,
Q099q Rothem,
Q098p Schimmert,
L266p Sevenum,
Q181p Sluizen,
P058p Stevoort,
P056p Stokrooie,
L318p Stramproy,
L331p Swalmen,
L246a Swolgen,
L270p Tegelen,
K353p Tessenderlo,
L245b Tienray,
Q162p Tongeren
[(voor schapen)]
,
L361p Tongerlo,
L318b Tungelroy,
Q178p Val-Meer,
Q091p Veldwezelt
[(weinig gebruikt)]
,
L271p Venlo,
Q008p Vucht,
Q084p Waltwilder,
L214p Wanssum,
Q117a Waubach,
L289p Weert,
Q155p Werm,
Q073p Wimmertingen,
Q094b Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler,
P177p Zepperen,
Q179p Zichen-Zussen-Bolder,
Q005p Zutendaal),
pǫtstal (K361a Boekt Heikant, ...
Q158a Henis,
K359p Koersel,
Q182p Nerem,
L423p Stokkem,
Q172p Vroenhoven,
K361p Zolder),
pǫtstál (K360p Heusden),
putstal:
pøt[stal] (L292p Heythuysen),
pø̜̄t[stal] (L371p Ophoven),
pø̞ ̞t[stal] (Q098p Schimmert),
pęt[stal] (Q171p Vlijtingen),
stal:
[stal] (Q193p Gronsveld, ...
Q039p Hoensbroek,
P051p Lummen,
L377p Maasbracht,
Q009p Maasmechelen,
L361p Tongerlo,
L318b Tungelroy)
|
Een potstal is een ouderwetse stal, met als voornaamste functie het winnen van mest. De bodem is niet geplaveid; de koeien staan direct op de grond en de mest. Omwille van de mest stonden de koeien vroeger het hele jaar op stal, later alleen in de winter. Het vee stond in twee rijen, vastgebonden aan de stalpalen. Over de mest heen werd strooisel gespreid en zo kwamen de koeien steeds hoger te staan, tot de potstal "vol" was. De mest in de potstal werd regelmatig verplaatst, maar de potstal werd slechts één of twee keer per jaar uitgemest. De potstal verdween om hygiënische redenen. In armoedige streken, zoals in de Kempen, waar men grote behoefte aan mest had, is de potstal het langst blijven bestaan, totdat de kunstmest opkwam. Waar de potstal niet bekend is geweest, heeft men er vaak wel een woord voor, dat men van elders kent. Waar de potstal vroeger de gewone stal was, werd hij gewoon "stal" of "koestal" genoemd. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). Zie afbeelding 7. [N 5A, 49a; N 4, 65; JG 1a en 1b; monogr.]
I-6
|