25933 |
rechte stand |
gekruist:
gǝkrø̜̄st (P051p Lummen
[(controle in de oorlog: kǫntrǫl en ǝn ōrlǫx)]
),
in rust:
in rust (L321p Neeritter
[(id)]
, ...
L318p Stramproy
[(na afgelopen werk)]
),
kruis:
kruis (K357p Paal
[(de molenaar wacht op klanten)]
),
kruisstand:
kruisstand (P051p Lummen
[(er wordt op klanten gewacht)]
),
op de gijp:
ǫp˱ dǝ gip (L292a Maxet),
op schooi:
ǫp sxōj (L432p Susteren
[(als er niets te malen is)]
),
overeind:
uǝvǝrent (L289p Weert
[(korte duur of bevestiging tegen storm)]
),
ōvǝrɛn (K353p Tessenderlo
[(in werking)]
),
ruststand:
ruststand (L292a Maxet, ...
L289p Weert),
rø̜ststantj (L319p Molenbeersel
[(gedaan met werk: gǝdǭn męt węrk)]
)
|
De stand van de roeden als een recht kruis. Zie ook afb. 2. In l 164, l 211 en l 316 was de molen in zoɛn geval na gedane arbeid in rust. Bovendien kon men er in l 316 aan zien dat de molenaar thuis was: dǝ mø̜ldǝr is tus. In het lemma is tussen ronde haken achter de plaatscode opgenomen, welke betekenis de ɛrechte standɛ in de betreffende plaats had.' [N O, 8b]
II-3
|