30854 |
schoenmakershamer |
hamer:
hāmǝr (L417p As),
schoenmakershamel:
schoenmakershamel (Q001p Zonhoven),
šunmę̄kǝrshǭmǝl (Q083p Bilzen),
schoenmakershamer:
schoenmakershamer (L421p Dilsen, ...
K278p Lommel),
sxunmākǝrshāmǝr (L163a Milsbeek),
šunmākǝrshamǝr (L265p Meijel),
schoesterhamer:
sxustǝrhāmǝr (L163a Milsbeek),
šustǝrhamǝr (Q121c Bleijerheide),
schoestershamer:
sxustǝrshāmǝr (L267p Maasbree),
sxuǝstǝrshāmǝr (L266p Sevenum),
šustǝrshāmǝr (L293p Roggel),
šustǝšhāmǝr (Q253p Montzen),
šystǝrshāmǝr (L387p Posterholt)
|
De algemene schoenmakershamer die men voor een groot aantal bewerkingen gebruikt. Doorgaans heeft de schoenmaker twee hamers: een grote om het geweekte zoolleer te kloppen en de hakken toe te slaan en een minder grote voor het nagelen en andere bewerkingen. Beide hamers zijn rond van kop en breed van bek. De kop mag echter niet te bolrond zijn, omdat men daarmee niet overal het zoolleer even vast en effen kan kloppen en men daarmee niet goed kan nagelen (Dierick, pag. 84). Volgens de informant van Q 253 heeft de schoenmaker meestal alleen maar de typische schoestershamer. Hij beschrijft die als volgt. De scherpe kant is ongeveer 4 mm dik en 25 tot 30 mm breed, gebogen. Die kant versmalt tot op een 15 mm, verbreedt ter hoogte van het oog en loopt in een ronde of de achthoekige vorm uit naar het vlak, een soort paddestoel met ongeveer 35 mm doorsnede, lichtjes bolrond. De hamer is over zijn geheel gebogen. Hij heeft een lengte van 18 tot 25 cm en weegt tussen de 400 en de 600 gram. De steel is niet langer dan 16 tot 20 cm. Zie afb. 8. [N 60, 183a]
II-10
|