31053 |
schrapglas |
boogglaasje:
bōxglę̄skǝ (L267p Maasbree),
dun glas:
døn glās (L293p Roggel),
glas:
glas (L248p Lottum, ...
L266p Sevenum),
glās (Q021p Geleen),
scherfje:
šęrǝfkǝ (Q253p Montzen),
schraapglaasje:
sxrāpglę̄skǝ (L267p Maasbree),
schraapglas:
schraapglas (K278p Lommel),
šrāpglas (L265p Meijel),
schrabglas:
šrabglās (L421p Dilsen),
schrapglas:
sxrap˲glas (L163a Milsbeek),
šrapjlās (Q121c Bleijerheide),
vensterglas:
venstǝrglǭs (Q083p Bilzen)
|
Glas met een of meer scherpe kanten waarmee de buitenzijde van de klomp geschrapt wordt. [N 97, 105b; A 29a, 13d] || Het stuk glas waarmee men schrapt. Om de rand van zool en hak effen te krijgen schraapte men het leer af met een stukje glas, dat men op een curieuze manier, door er een bepaald keepje in te geven, rond wist af te breken (Liedmeier, pag. 23). [N 60, 119b; N 60, 119c]
II-10, II-12
|