30217 |
slof |
slob:
šlub (Q121c Bleijerheide),
šlup (Q121c Bleijerheide, ...
Q121c Bleijerheide,
Q204a Mechelen),
slof:
slof (L163p Ottersum, ...
L163p Ottersum,
Q015p Stein),
sluf (Q015p Stein, ...
K353p Tessenderlo),
slūwf (Q078p Wellen),
slǫf (Q018p Geulle),
šluf (L330p Herten, ...
L387p Posterholt,
L387p Posterholt,
L385p Sint Odilienberg,
L385p Sint Odilienberg),
šlū.f (L330p Herten),
verzwaarde dorpel:
vǝrzwǭrdǝ dø̜rpǝl (L163p Ottersum)
|
De verdikking aan de onderdrempel van een schuifdeur waarin de onderrolsloten worden ingelaten. [N 55, 32b] || Houten blok dat op de moerbalk wordt aangebracht, wanneer twee standvinken boven elkaar dienen te worden geplaatst. De bovenste standvink wordt met een pen in de slof ingelaten. [N 54, 120b] || Hulpstuk dat over twee of meer ribben van de balklaag wordt aangebracht om het spantbeen te dragen. De slof wordt toegepast als de plaats van het gebint niet overeenkomt met de ligging van een zolderbalk of als de balklaag dwars ligt op de richting van het gebint. [N 54, 169a]
II-9
|