30222 |
sluitplank |
eindplank:
ē̜ntplaŋk (L163p Ottersum),
kantplank:
kantjplaŋk (L330p Herten),
kijlbred:
kīlbrɛt (Q121c Bleijerheide),
leste plank:
lęstǝ plaŋk (Q083p Bilzen),
passtuk:
passtøk (L163p Ottersum),
slietbred:
šles˱brɛt (Q121c Bleijerheide),
slietplank:
šlētplaŋk (Q204a Mechelen, ...
Q204a Mechelen),
sluitplank:
slū.tplaŋk (L271p Venlo),
slǫwtplaŋk (Q083p Bilzen),
šlūtplaŋk (L387p Posterholt),
strook:
strōk (Q015p Stein)
|
De laatste plank van het dakbeschot, die eventueel bijgeschaafd moet worden. Het plaatsen van de sluitplank werd in L 385 'stuk inzetten' ('štø̜k˱ enzetǝ') genoemd. [N 54, 181] || De plank die als laatste bij de aanleg van een houten vloer wordt geplaatst. [N 54, 133]
II-9
|