29595 |
steenbakker |
brikkenbakker:
brekǝbę ̞kǝr (Q017p Elsloo, ...
Q095p Maastricht,
Q121b Spekholzerheide),
brekǝbɛkǝr (Q083p Bilzen, ...
L381p Echt,
Q193p Gronsveld,
Q113p Heerlen,
Q111p Klimmen,
Q095p Maastricht
[(wordt weinig gebruikt)]
,
L321p Neeritter
[(arbeider die op de steenfabriek werkt)]
,
L329p Roermond,
Q020p Sittard),
brekǝbɛkǝrt (Q020p Sittard),
brekǝn˱bɛkǝr (Q013p Uikhoven),
brikǝnbakǝr (Q156p Borgloon),
kareelbakker:
karēlbę ̞kǝr (P176p Sint-Truiden),
steenbakker:
stijǝnbɛkǝr (P047p Loksbergen),
štęjnbakǝr (L322a Nunhem),
tegelbakker:
tsɛjǝlbɛkǝr (Q121p Kerkrade),
zęjǝlbakǝr (Q211p Bocholtz),
zęjǝlbę ̞kǝr (Q121b Spekholzerheide),
tichelaar:
tixǝlǝr (L215p Blitterswijck, ...
L214a Geysteren,
L217p Meerlo,
L246a Swolgen,
L245b Tienray,
L214p Wanssum),
tichelbakker:
texǝlbakǝr, texǝlbɛkǝr (L322a Nunhem
[(steenbakker die slechts in de zon gedroogde stenen maakt: dit in tegenstelling tot de steenbakker)]
)
|
Algemene benaming voor de persoon die bakstenen vervaardigt of een steenbakkerij in eigendom heeft. Jongeneel (pag. 9) merkt over de term brikkenbakker op: ø̄̄Men ontbiedt hier steenbakkers, die op het erf zelf, waar men een huis wil bouwen, van het leem uit den bodem steenen bakken.ø̄̄ [N 98, 2; monogr.; N 30, 52c add.]
II-8
|