25716 |
storten |
(mout) aflaten:
ǭflǭtǝ (Q095p Maastricht),
in de kuip laten:
en dǝ kip lǭtǝ (L318p Stramproy),
inmaischen:
enmajšǝ (Q095p Maastricht, ...
Q032p Schinnen),
naar de roerkuip brengen:
nǭ dǝ rø̄rkȳp breŋe (L387p Posterholt),
storten:
st ̇ortǝ (L362p Opitter),
storten (L250p Arcen, ...
Q095p Maastricht),
stortǝ (L318p Stramproy),
stǫrtǝ (P120p Alken),
štortǝ (L325p Horn, ...
L290p Panningen,
L299p Reuver,
L270p Tegelen)
|
Moutmeel in de beslagkuip, beslagketel of voormenger brengen. De invuller uit P 180 merkt daarbij op dat men de zakken vroeger langzaam in de kuip goot. Later is men pijpen (L 318, Q 32) en trechters (Q 20) gaan gebruiken om het moutmeel in de kuip te storten. [N 35, 36; monogr.] || Zand, klei of afval storten. [monogr.]
II-2, II-8
|