32628 |
strooibak voor kunstmest |
bak:
bak (Q163p Berg
[(van zink)]
, ...
P175p Gingelom,
P048p Halen,
Q240p Lauw),
bák (P179p Aalst, ...
P113p Binderveld,
P182p Buvingen,
P186p Gelinden,
Q153p Gors-Opleeuw,
P195p Gutschoven,
P176a Melveren,
P223p Rukkelingen-Loon,
P176p Sint-Truiden),
bakje:
bɛkskǝ (Q168p s-Herenelderen),
emer:
imǝr (P053p Berbroek, ...
Q002p Hasselt,
P055p Kermt,
P057p Kuringen,
P052p Schulen,
P056p Stokrooie,
P118a Wijer),
ēmǝr (P176p Sint-Truiden),
ęi̯mǝr (L269p Blerick, ...
L291p Helden,
L271p Venlo),
ī(ǝ)mǝr (P115p Duras),
īmǝr (P113p Binderveld, ...
P117p Nieuwerkerken),
īǝmǝr (P049p Donk
[(speciale emmer)]
, ...
P050p Herk-de-Stad,
L246p Horst,
L250z Lomm,
L248p Lottum,
P172p Wilderen),
emmer:
emǝr (L191p Afferden, ...
L165p Heijen,
L163p Ottersum,
L192a Siebengewald),
ømǝr (Q188p Kanne, ...
L331p Swalmen),
ęmǝr (L192p Bergen, ...
L247z Broekhuizenvorst,
L245a Castenray,
L209p Merselo,
L159a Middelaar,
L115p Mook
[(vroeger)]
,
L216p Oirlo
[(vroeger)]
,
L216a Oostrum,
L214p Wanssum,
L213p Well,
L215a Wellerlooi),
engraisbak:
[engrais]bák (P218p Borlo, ...
P178p Brustem,
Q242p Diets-Heur,
P173p Halmaal,
P197p Heers,
P219p Jeuk,
P180p Kerkom,
P220p Mechelen-Bovelingen,
P214p Montenaken,
P177a Ordingen,
Q181p Sluizen,
P227p Vorsen),
ketel:
kei̯tǝl (P048p Halen),
ketǝl (P176a Melveren),
kunstmestbak:
[kunstmest]˱bak (L191p Afferden),
[kunstmest]˱bák (L209p Merselo),
kunstmestemer:
[kunstmest]˱ęi̯mǝr (L270p Tegelen),
kunstmestkaar:
[kunstmest]kár (L246p Horst),
mestbak:
męst˱bak (L289b Leuken),
mestemmer:
męs˱ømǝr (Q101p Valkenburg),
scholk:
[scholk] (L269p Blerick, ...
L289b Leuken),
strooiemmer:
štrø̜ięmǝr (Q121c Bleijerheide),
tob:
tap (Q094p Hees, ...
Q175p Riemst,
Q179p Zichen-Zussen-Bolder),
top (Q160p Bommershoven, ...
Q242p Diets-Heur,
P195p Gutschoven,
Q164p Heks,
P188p Hoepertingen,
Q077p Hoeselt,
Q165p Hopmaal,
Q240p Lauw,
Q090p Mopertingen,
Q161p Piringen,
Q181p Sluizen,
P192p Voort,
P177p Zepperen),
tǫp (P179p Aalst, ...
P120p Alken,
P187p Berlingen,
Q156p Borgloon,
Q159p Broekom,
P178p Brustem,
Q193a Eckelrade,
Q202p Eys,
Q018p Geulle,
P175p Gingelom,
Q193p Gronsveld,
P184p Groot-Gelmen,
Q113p Heerlen,
Q081a Heesveld-Eik,
Q158a Henis,
Q157p Jesseren,
Q121p Kerkrade,
Q152p Kerniel,
Q111p Klimmen,
Q167p Koninksem,
P118p Kozen,
Q169p Membruggen,
Q177p Millen,
Q082p Munsterbilzen,
Q157a Overrepen,
Q168a Rijkhoven,
Q076p Romershoven,
P223p Rukkelingen-Loon,
Q168p s-Herenelderen,
Q154p Sint-Huibrechts-Hern,
Q166p Vechmaal,
Q080p Vliermaal,
Q075p Vliermaalroot,
Q155p Werm,
Q079a Wintershoven),
voorschoot:
[voorschoot] (L330p Herten),
vreemd-mestbak:
[vreemd mest]˱bak (Q174p Herderen),
zaadbak:
[zaadbak] (L191p Afferden, ...
L265b Kronenberg,
L211p Leunen,
L216a Oostrum),
zaadkaar:
[zaadkaar] (L244c America, ...
L250p Arcen,
L215p Blitterswijck,
L247z Broekhuizenvorst,
L245a Castenray,
L214a Geysteren,
L249p Grubbenvorst,
L246a Swolgen,
L214p Wanssum),
zaadkorf:
[zaadkorf] (L191p Afferden, ...
L192a Siebengewald,
L215a Wellerlooi),
zaaibak:
[zaaibak] (L192b Aijen, ...
Q102p Amby,
Q019p Beek,
Q106p Bemelen,
L192p Bergen,
Q121c Bleijerheide,
L215p Blitterswijck,
P224p Boekhout,
Q035p Brunssum,
Q191p Cadier,
Q027p Doenrade,
P115p Duras,
Q193a Eckelrade,
Q202p Eys,
Q018p Geulle,
L214a Geysteren,
Q193p Gronsveld,
Q113p Heerlen,
L165p Heijen,
Q039p Hoensbroek,
Q096b Itteren,
Q028p Jabeek,
Q121p Kerkrade,
Q111p Klimmen,
K314p Kwaadmechelen,
L250z Lomm,
Q095p Maastricht,
Q204a Mechelen,
Q099p Meerssen,
L424p Meeswijk,
L209p Merselo,
L159a Middelaar,
L163a Milsbeek,
L115p Mook,
Q096c Neerharen,
Q197p Noorbeek,
Q036p Nuth,
L216p Oirlo,
Q033p Oirsbeek,
L216a Oostrum,
L163p Ottersum,
Q194p Rijckholt,
Q099q Rothem,
Q098p Schimmert,
Q116p Simpelveld,
Q015p Stein,
L432p Susteren,
L270p Tegelen,
Q197a Terlinden,
Q112b Ubachsberg,
Q097p Ulestraten,
Q101p Valkenburg,
Q091p Veldwezelt,
L214p Wanssum,
Q117a Waubach,
L289p Weert,
L213p Well,
Q094b Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler),
zę̄bak (P174p Velm),
zę̄bák (Q162p Tongeren),
zɛ̄bak (Q090p Mopertingen, ...
Q178p Val-Meer,
Q084p Waltwilder),
zaaiemer:
zɛi̯ęi̯mǝr (L270p Tegelen),
zaaiemmer:
zīø̜mǝr (Q193p Gronsveld),
zɛi̯ømǝr (Q102p Amby, ...
Q096b Itteren,
Q095p Maastricht,
Q094b Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler),
zaaikaar:
[zaaikaar] (L269p Blerick, ...
L215p Blitterswijck,
L269b Boekend,
L291p Helden,
L330p Herten,
L246p Horst,
L248p Lottum,
L267p Maasbree,
L382p Montfort,
L294p Neer,
L290p Panningen,
L331p Swalmen,
L270p Tegelen,
L271p Venlo),
zaaikerp:
[zaaikerp] (L288a Ospel),
zaaikleed:
[zaaikleed] (Q112b Ubachsberg),
zaaikorf:
[zaaikorf] (L333p Asenray / Maalbroek, ...
L324p Baexem,
L317p Bocholt,
Q035p Brunssum,
L320a Ell,
L322p Haelen,
L165p Heijen,
L291p Helden,
L330p Herten,
L292p Heythuysen,
L426z Holtum,
L377p Maasbracht,
L265p Meijel,
L382p Montfort,
L321p Neeritter,
L192a Siebengewald,
L432p Susteren,
L374p Thorn,
L318b Tungelroy,
L289p Weert,
L215a Wellerlooi),
zaaimand:
[zaaimand] (L289b Leuken, ...
L288a Ospel),
zaaischolk:
[zaaischolk] (Q113p Heerlen, ...
L321p Neeritter,
L318b Tungelroy,
L289p Weert,
L213p Well),
zaaislob:
[zaaislob] (L163a Milsbeek, ...
L163p Ottersum),
zaaltob:
zīǝtǫp (Q028p Jabeek, ...
Q036p Nuth),
zinken zaaikaar:
ze.ŋkǝ [zaaikaar] (L248p Lottum)
|
De bak waarin de met de hand te strooien kunstmest voort gedragen wordt, is heel vaak dezelfde bak die gebruikt wordt om graan te zaaien. Waar dit het geval is, zijn de betreffende woorden (zaaibak, -korf, -mand, -kerp, -kaar, zaadbak, -korf, -kaar), waarvan men de dialectvarianten aantreft in het lemma zaaikorf, hier slechts in de woordtypevorm opgenomen. Daarnaast zijn er benamingen die duidelijk alleen van toepassing zijn op de kunstmeststrooibak. Om de kunstmest te verspreiden werd er ook wel gebruik gemaakt van een oude emmer. Dit was het geval bij erg kleine bedrijven, bij de bemesting van kleine percelen (ook de tuin), bij kleine hoeveelheden kunstmest (zeker in het begin van de kunstmestperiode, ook als er guano gestrooid werd), of als de boer geen zaaibak had. Men kan zich voor het strooien van kunstmest ook bedienen van de ter plaatse gebruikelijke voorschoot voor het zaaien van granen. Daarom worden benamingen als zaaikleed, -slob, -scholk, scholk en voorschoot veelal slechts als type vermeld. De dialectvarianten daarvan vindt men in het lemma zaaikleed. [JG 1a + 1b add.; N 15A, 3 + 4; N 18, 109 + 110 add.; N P, 19 add.]
I-1
|