28623 |
tegen het doek jagen |
afstuiken:
āfštukǝ (L333p Asenray / Maalbroek),
botsen:
bǫtsǝ (L428p Born),
een korf op de grond stuiken:
ęnǝ kø̜rǝf op dǝ gront stukǝ (L271p Venlo),
opdoeken:
opdøkǝn (L421p Dilsen),
opdōkǝ (Q019p Beek),
opkleden:
opklę.ǝn (Q071p Diepenbeek),
stoten:
štōtǝ (L333p Asenray / Maalbroek),
tegen de doek jagen:
tēgǝ dǝn dōk jāgǝ (L289p Weert),
tīgǝ dǝn dōk jāgǝ (L416p Opglabbeek),
tegen het doek jagen:
tēgǝ ǝt dōk jāgǝ (Q019p Beek),
tę̄gǝn ǝt dōk jāgǝ (L333p Asenray / Maalbroek),
tegen het kleed jagen:
tēgǝn ǝt kliǝt jǭgǝn (K353p Tessenderlo),
tegen het kleedje jagen:
tēgǝ ǝt klętjǝ jāgǝ (L265p Meijel)
|
Vroegere methode van zwermverhindering. Men doekt de korf op en sluit het vlieggat, alsof men wil afjagen. De bedoeling is dat de koninginnepoppen in de doppen afsterven, doordat zij op het weke achterlijf rusten en in elkaar zakken bij het kloppen. Het is geen afdoende manier om het zwermen te verhinderen. [N 63, 96b; monogr.]
II-6
|