32236 |
tootbeslag |
banden:
bęnj (Q019b Groot Genhout),
beslag:
bǝšlāx (L381p Echt, ...
Q111p Klimmen,
L270p Tegelen),
beugels:
bø̄gǝls (L294p Neer),
brakkenbeslag:
brakǝbǝšlāx (Q033p Oirsbeek),
brakkenijzer:
brakǝ-ī.zǝr (Q204a Mechelen),
gestelbanden:
(enk)
gǝštęlbantj (L434p Limbricht),
ijzerbeslag:
īzǝrbǝšlāx (Q111p Klimmen),
muilbanden:
mølban (K353p Tessenderlo),
tompbeugels:
tomp˱bø̄gǝls (L270p Tegelen),
toten:
tūtǝ (L382p Montfort)
|
Het metalen beslag dat aan de achterkant van de kar ter bescherming om de uitstekende delen van de berries (bij de hoogkar) of bakbomen (bij de slagkar) wordt aangebracht. Zie ook het lemma ɛtootɛ in wld I.13, pag. 41.' [N G, 59b]
II-12
|