30123 |
troggewelf |
balkgewelf:
balk˲gǝwø̜lf (L330p Herten),
center:
sentǝr (Q097p Ulestraten),
centerplafond:
sentǝrplǝfǫŋ (Q097p Ulestraten),
gehemelte:
gǝhīmǝltǝ (Q003p Genk),
gemetst gewelf:
gǝmɛtst ˲gǝwɛlǝf (P176p Sint-Truiden),
gewelf:
gǝwølf (L211p Leunen, ...
L382p Montfort),
gǝwølǝf (Q207p Epen, ...
Q018p Geulle,
K353p Tessenderlo),
gǝwølǝft (L414p Houthalen),
gǝwø̜lǝf (L291p Helden, ...
Q111p Klimmen,
L316a Lozen,
L290p Panningen,
Q099q Rothem),
gǝwęlǝf (Q039p Hoensbroek, ...
Q194p Rijckholt,
Q098p Schimmert,
L318b Tungelroy),
gǝwɛlǝf (L360p Bree, ...
L320c Haler,
K278p Lommel,
L364p Meeuwen),
jǝwø̜lǝf (Q121p Kerkrade),
gewelf tussen ijzeren balken:
gǝwęlǝf tøsǝn ežǝrǝ bɛlǝk (L265p Meijel),
gewelfde kelder:
gǝwølǝf˱dǝ kɛldǝr (L210p Venray),
gewelfde plafond:
gǝwø̜lǝf˱dǝ plafoŋ (Q013p Uikhoven),
kelderdecke:
kɛldǝrdɛkǝ (Q121p Kerkrade),
kelderdek:
kalǝrdęk (L364p Meeuwen),
kęldǝrdɛk (Q197p Noorbeek, ...
Q197a Terlinden,
L289p Weert),
kɛldǝrdɛk (Q113p Heerlen),
keldergewelf:
kęldǝrgǝwø̜lf (L245a Castenray, ...
L211p Leunen,
L209p Merselo,
L216p Oirlo,
L216a Oostrum,
L212a Smakt,
L210p Venray,
L244a Veulen),
kęldǝrgǝwø̜lǝf (Q113p Heerlen, ...
L321p Neeritter,
Q013p Uikhoven),
kɛldǝrgǝwø̜lǝf (L289b Leuken, ...
L271p Venlo,
L289p Weert),
kelderplafond:
kǫldǝrplafǫŋ (P176p Sint-Truiden),
kelderzolder:
kęldǝrzø̜ldǝr (L289p Weert),
plafond met bogen:
plafǫn mɛt˱ boagǝ (Q095a Oud-Caberg),
schulp:
šølp (Q100p Houthem, ...
Q101p Valkenburg),
segmentgewelf:
sǝxmɛnt˲gǝwø̜lǝf (L270p Tegelen),
troggengewelf:
trø̜x˲gǝwø̜lǝf (Q095p Maastricht),
troggewelf:
tr ̇ǭx˲gǝwɛlf (L330p Herten),
trǫaxjǝwø̜lǝf (Q121p Kerkrade),
troggewelfje:
trǫx˱gǝwęlǝfkǝ (L265p Meijel),
welfsel:
wø̜lǝfsǝl (L321p Neeritter),
werfelwerk:
wø̜rfǝlwęrǝk (L320a Ell),
werfsel:
wø̜rfsǝl (L291p Helden, ...
L290p Panningen)
|
Segmentgewelf, gewoonlijk ter dikte van een halve metselsteensteen, dat tussen ijzeren balken is aangebracht. Het wordt vaak toegepast als overdekking van een kelder. De lagen ervan worden evenwijdig met de balken gelegd zodat ze bij het metselen door een formeel moeten worden ondersteund. Zie ook afb. 33. In Q 121 werden de gleuven tussen de verschillende troggewelven van een kelder vaak opgevuld met stukken steen of steenslag. Men noemde deze opvulling 'schrotten' ('šrǫtǝ'). [N 32, 20a; monogr.]
II-9
|