25971 |
turbinemolen |
turbine:
torbin (Q181p Sluizen),
tyrbin (Q180p Mal),
tørbenǝ (P184p Groot-Gelmen),
tørbin (P187p Berlingen, ...
Q160p Bommershoven,
Q160a Haren,
Q164p Heks,
P188p Hoepertingen,
Q188p Kanne,
Q088p Lanaken,
Q240p Lauw,
P177a Ordingen,
Q241p Rutten,
P119p Sint-Lambrechts-Herk,
P176p Sint-Truiden,
Q078p Wellen),
tø̜rben (P120p Alken),
tø̜rbin (Q095p Maastricht, ...
Q162p Tongeren),
tǝrbin (L415p Opoeteren),
turbinemolen:
tørbenmø̄jlǝ (P195p Gutschoven),
tø̜rbinmīǝ.lǝ (L417p As, ...
L368p Neeroeteren,
L416p Opglabbeek,
L415p Opoeteren,
L361p Tongerlo),
turbinerad:
tø̜rbenroǝt (P195p Gutschoven)
|
Molen waarvan het molenrad hetzij in het molengebouw zelf, hetzij in een ijzeren of betonnen constructie in de beek horizontaal geheel onder water ligt. Zie ook afb. 11. Het molenrad wordt in gang gezet door er water op te laten stromen, hetgeen bij het eerste type gebeurt door een voor een gat in de muur van het gebouw geplaatste sluis open te trekken. Bij het tweede type is de betonnen of ijzeren constructie voorzien van schoepen die als jalouzieën werken. De molenaar kan ze meer of minder openen, dus meer of minder water binnenlaten, en zo het rad sneller of langzamer laten draaien (Coenen, pag. 20). [Jan 5; Coe 5; Grof 16]
II-3
|