28560 |
uitwerpselen van de bij |
bijendrek:
bęjǝndrɛk (Q003p Genk),
bijenkeutel:
bejǝkøtǝl (Q253p Montzen),
bijenpoep:
bejǝpup (L215a Wellerlooi),
bęjǝpup (L244d Ysselsteyn),
bijenscheten:
bejǝsxētǝ (L271p Venlo),
bijenstront:
bejǝstront (L246p Horst),
bi-jǝstront (Q019p Beek, ...
K353p Tessenderlo),
bi-jǝštronjtj (L333p Asenray / Maalbroek, ...
L330p Herten),
bi.jǝstro.nt (L289p Weert),
bijenvlekken:
bijenvlekken (Q002p Hasselt),
drek:
dręk (L371a Geistingen),
drɛk (L428p Born, ...
L372p Maaseik),
flatsen:
flatsǝ (Q113p Heerlen),
kak:
kak (L421p Dilsen),
schijt:
sxīt (Q009p Maasmechelen),
šīt (Q015p Stein),
stront:
stront (K317a Kerkhoven),
strǫnt (L414p Houthalen),
štronjtj (L329p Roermond),
štrōnt (L384p Herkenbosch),
voorjaarsbruin:
vø̄rjǭrsbrǫwn (Q071p Diepenbeek)
|
Ontlasting van de bij. Vooral bekend is de in de winter opgespaarde ontlasting die via de reinigingsvlucht geloosd wordt. Wanneer de bij in uitzonderlijke gevallen de bijwoning bevuilt, noemt men dit roer. [N 63, 56b]
II-6
|