26262 |
vangstok |
geetje:
gęi̯kǝ (P179p Aalst),
kopvangstek:
kopvaŋstɛk (L374p Thorn),
nekhaak:
nɛkhǭk (L267p Maasbree),
poothaak:
puǝthǭk (L267p Maasbree),
pootvangstek:
puǝtvaŋstɛk (L374p Thorn),
praamstek:
prāmstɛk (L292a Maxet),
remstok:
remstok (L292p Heythuysen),
schepersschup:
sxiǝpǝrsxø̜p (L267p Maasbree),
staf:
štāf (Q117p Nieuwenhagen),
vangstek:
vaŋštɛk (L330p Herten),
vangstok:
vangstok (L327p Beegden, ...
L210p Venray),
vaŋstok (L265p Meijel, ...
L265p Meijel
[(was daar niet gebruikelijk)]
),
vaŋstǫk (L289p Weert),
vangwerpstek:
vaŋwɛrpstɛk (L374p Thorn),
wip:
wep (L265c Beringe, ...
L286p Hamont,
L432p Susteren,
K353p Tessenderlo),
wip (L300p Beesel, ...
L326p Grathem,
Q193p Gronsveld,
L292p Heythuysen,
P046p Linkhout,
L267p Maasbree,
L288p Nederweert,
Q036p Nuth,
L216p Oirlo),
wøp (L321p Neeritter, ...
L318p Stramproy),
wipbalk:
wep˱balǝk (L288b Laar)
|
De stok die wordt gebruikt om de vangbalk op te lichten. Aan één uiteinde van de vangstok is het vangkoord vastgemaakt waarmee de vang bediend kan worden. Zie ook afb. 55. De functie van de vangstok is te vergelijken met die van de vangtrommel. Zie ook het lemma ɛvangtrommelɛ.' [N O, 12p; A 42A, 84] || Stok met brede of smalle haak of stok met haak boven en het schopje onder waarmee men schapen bij de poten of kop kan pakken. [N 78, 11a; N 78, 11b; N 78, 11c]
I-12, II-3
|