30666 |
verfspuit |
bekerspuit:
bē̜kǝršpø̜jt (Q111p Klimmen),
mondspritsje:
moŋkšpritsjǝ (Q121p Kerkrade),
pistool:
pestōl (Q071p Diepenbeek),
pǝstōl (L414p Houthalen),
revolver:
rǝvǫlvǝr (L328p Heel),
schilderpistool:
sxeldǝrpestōl (K353p Tessenderlo),
spuit:
spø̄t (P219p Jeuk),
špø̜jt (Q111p Klimmen, ...
Q032p Schinnen,
Q117a Waubach),
spuitpistool:
spuitpistool (L267p Maasbree),
verfpistool:
verfpistool (L265p Meijel),
verfsprits:
vɛrǝfšprits (Q203p Gulpen, ...
Q113p Heerlen,
Q121p Kerkrade),
verfspuit:
vęrǝfšpø̜jt (L330p Herten, ...
Q111p Klimmen),
vɛrǝfšpø̄t (Q113p Heerlen),
vɛrǝfšpø̜jt (L426p Buchten, ...
Q111p Klimmen),
vɛ̄rfspø̜̄t (L245a Castenray, ...
L211p Leunen,
L209p Merselo,
L216p Oirlo,
L212a Smakt,
L210p Venray,
L244a Veulen),
vɛ̄rǝfspø̜̄tj (L265p Meijel),
vɛ̄rǝfspø̜jt (L163p Ottersum),
verfspuitrevolver:
vęrǝfšpø̜jtrǝvǫlvǝr (L330p Herten)
|
Toestel waarmee verf als nevel op het te verven oppervlak wordt gespoten. Zie ook afb. 94. Het woordtype 'mondspritsje' werd in Q 121 gebruikt voor een mondspuitje, een glazen potje vanwaaruit de verf met de mond op het te schilderen voorwerp gespoten werd. Het werktuig werd gebruikt om op wanden met behulp van een sjabloon een motief aan te brengen. [N 67, 51; monogr.; div.]
II-9
|