32010 |
verstekbak |
gehrungslade:
jīruŋslā (Q121c Bleijerheide),
verstekbak:
vǝrstēk˱bak (L421p Dilsen),
vǝrstēǝk˱bak (L424p Meeswijk),
vǝrstē̜k˱bak (Q015p Stein, ...
L271p Venlo),
vǝrstē̜ǝk˱bak (P213p Niel-Bij-Sint-Truiden),
vǝrstęk˱bak (K317p Leopoldsburg, ...
K353p Tessenderlo),
vǝrstęk˱baŋk (Q018p Geulle),
vǝrstɛk˱bak (L163p Ottersum),
vǝrštē̜k˱bak (L330p Herten, ...
L387p Posterholt,
L385p Sint Odilienberg),
vǝrštęk˱bak (L299p Reuver),
vǝrštɛk˱bak (Q204a Mechelen),
verstekbakje:
vǝrstiǝ.k˱bɛkskǝ (Q002p Hasselt),
vǝrštē̜k˱bɛkskǝ (L270p Tegelen),
vǝrštɛk˱bɛkskǝ (L328p Heel),
verstekblok:
vǝrstē̜k˱blǫk (Q083p Bilzen),
vǝrštē̜.k˱blǫk (Q020p Sittard),
versteklade:
vǝrštē̜klāj (L330p Herten)
|
Gootvormig houten gereedschap met schuine zaagsneden in de twee opstaande kanten, dat dient om het daarin geplaatste werkstuk in verstek te zagen. Als zaag wordt daarbij meestal een kapzaag gebruikt. Zie ook afb. 117. [N 53, 214a; monogr.]
II-12
|