26467 |
vetgaten |
gaatjes:
gǫǝtšǝs (Q160a Haren),
gater:
gǭǝtǝr (P176p Sint-Truiden),
gaters:
gǭtǝrs (P177a Ordingen),
koten:
(enk)
kuǝt (Q164p Heks, ...
Q077p Hoeselt),
smeergaatjes:
smę̄.rgø̜̄.tšǝs (Q188p Kanne),
smeerkotter:
smęǝrkøtǝr (P195p Gutschoven, ...
P119p Sint-Lambrechts-Herk,
Q078p Wellen),
smę̄.rku.tǝr (Q088p Lanaken),
smeerpotjes:
smę̄.rpøtšǝs (Q240p Lauw),
smeerpotten:
smę̄.rpø̜t (Q180p Mal),
vetgater:
vęt˲gā.tǝr (Q095p Maastricht),
vetkotter:
vętku.tǝr (Q180p Mal, ...
Q162p Tongeren),
zijkanten:
zęjkantǝ (P120p Alken)
|
De (drie) gaten in de zeskantige steenbus waarin het werk of de stukken zak en vet worden gestoken. [Coe 108; Grof 127]
II-3
|