31784 |
vijlblok |
blokje:
blǫkskǝ (K317p Leopoldsburg),
draairaam:
drɛjrām (L330p Herten),
slijpblok:
slē̜jp˱blǫk (L421p Dilsen),
šlīf˱blǫk (Q121c Bleijerheide),
spanblok:
španblǫk (L330p Herten),
spanner:
španǝr (Q204a Mechelen),
spieblokje:
spiblǫkskǝ (K317p Leopoldsburg),
vijlblok:
veljblǫk (L417p As),
vē̜lblǫk (K353p Tessenderlo),
vīlblǫk (L387p Posterholt, ...
L271p Venlo),
zaagklem:
zāxklɛm (L299p Reuver),
zagenbok:
zāgǝbok (L163p Ottersum),
zeegblok:
zēx˱blǫk (Q071p Diepenbeek),
zē̜x˱blǫk (Q083p Bilzen),
zeegklem:
zēxklɛm (L328p Heel)
|
In het algemeen het werktuig waarin de zaag wordt vastgeklemd wanneer ze gesteld moet worden. Het vijlblok is een houten blok met een wigvormige gleuf waarin de zaag door middel van een spie wordt vastgeklemd. Woordtypen als zaagklem en spanner verwijzen daarentegen eerder naar een houten klem die als een soort bankschroef werkt en voorzien is van twee houten of ijzeren wangen waarin het zaagblad wordt vastgeklemd. Zie ook afb. 27. [N 50, 38; N 53, 26c]
II-12
|