29802 |
vlamoven |
kameroven:
kāmǝró̜vǝn (L163p Ottersum),
kāmǝrǭvǝ (L163p Ottersum),
vlammenoven:
vlamǝnuǝvǝ (Q083p Bilzen
[(oven waarbij het vuur werd ingeblazen)]
),
vlamoven:
vlamǭvǝ (P176p Sint-Truiden, ...
Q020p Sittard,
L210p Venray)
|
Oven waarbij het principe van de periodieke oven toegepast wordt op de continue-oven. De vlamoven bestaat uit twee, parallel aan elkaar gebouwde rijen gesloten ovenkamers die aan het uiteinde met elkaar verbonden zijn. Het bakproces wordt evenals bij de ringoven bepaald door een rondgaand vuur. Het grote verschil met de ringoven is, dat het ovenkanaal verdeeld is in vaste kamers, elk met een eigen in/uitrijpoort en met een gewelf dat in de diepterichting van de kamer verloopt. In iedere kamer bevindt zich aan een zijde op ca. 40 tot 50 cm van de dwarswand over de gehele diepte van de kamer een van vuurvaste stenen gemetseld muurtje van ongeveer een halve meter hoog, de vlammuur. Tussen vlammuur en zijwand is vlak boven de bodem een ijzeren rooster aangebracht. In het gewelf bevinden zich boven de roosters de stookgaten en ook de kijkgaten die afgesloten worden door ijzeren deksels in een zandring. In de achterbinnenwand van elke kamer is een aftrekopening aangebracht die met behulp van schuiven gesloten kan worden en die toegang biedt tot het tussen beide rijen kamers gelegen gemeenschappelijke rookkanaal dat aan het uiteinde verbonden is met de schoorsteen. In de zijmuren tussen de kamers zitten openingen, de fietsenrekken, die de verbrandingsgassen doorlaten naar de volgende kamer. In de bodem van de oven is een netwerk van kanalen aangebracht dat op een aantal plaatsen met de buitenlucht in verbinding staat (Janssen, pag. 137/138). De vlamoven werd vooral gebruikt bij de produktie van straatklinkers. [N 49, 71b; monogr.; N 98, 127 add.]
II-8
|