31263 |
voorijzer |
geribde staak:
gǝreb˱dǝ štāk (Q117p Nieuwenhagen, ...
Q118p Schaesberg),
groefijzer:
gruf˱īzǝr (Q088p Lanaken),
groevenzetijzer:
gruvǝzɛts˱īzǝr (Q121c Bleijerheide),
hoefijzer van de voorpoot:
hōf˱īzǝr van dǝr vȳrpūǝt (Q113p Heerlen),
hoefijzer van de voorste poot:
h ̇of˱īzǝr van dǝr vȳštǝ pūǝt (Q121b Spekholzerheide),
ijzer voor de voren derin te slaan:
īzǝr vø̜r dǝ vōrǝ dǝren tǝ slǭn (L291p Helden),
rilijzer:
relīzǝr (L329p Roermond),
rond model:
rontj modɛl (L299p Reuver),
ronde teen:
rōndǝ tijǝn (K353p Tessenderlo),
rondijzer:
rontj˱ īzǝr (L330p Herten),
staak:
štāk (Q121c Bleijerheide),
voorhoefijzer:
vø̄rhōf˱īzǝr (L299p Reuver),
voorijzer:
vȳǝrīzǝr (Q111p Klimmen),
vø̄rīzǝr (Q018p Geulle, ...
L330p Herten,
Q095p Maastricht,
L382p Montfort,
Q099q Rothem,
L432p Susteren,
L213p Well),
vø̜rīzǝr (L165p Heijen, ...
L217p Meerlo,
L159a Middelaar,
L216a Oostrum,
L192a Siebengewald),
vī.rejzǝr (L360p Bree),
vōrīzǝr (L210p Venray),
vǭrizǝr (L246p Horst),
vǭrīzǝr (L266p Sevenum),
voorpootijzer:
vø̄rpūǝt˱īzǝr (L321p Neeritter),
voorste:
vøstǝ (P219p Jeuk),
voorste hoefijzer:
viǝ(r)stǝ (h)ūf˱ęjzǝr (Q083p Bilzen),
vøstǝ huf˱ē̜jǝzǝr (P047p Loksbergen),
voorste ijzer:
ve̜rstǝ īzǝr (Q005p Zutendaal),
viǝrstǝ ęjzǝr (Q083p Bilzen),
vȳrštǝ īzǝr (Q116p Simpelveld),
vørstǝ īzǝr (L291p Helden, ...
L290p Panningen),
vø̄stǝ ęjzǝr (P176b Bevingen)
|
Hoefijzer voor de voorhoef van het paard. De vorm van het voorijzer is doorgaans ronder dan dat van het achterijzer. Zie ook afb. 223a. [N 33, 353; N 33, 354a; monogr.] || Klein aambeeldje met gleuven dat wordt gebruikt voor het maken van groeven in metalen platen. De bovenzijde van het werktuig kan vlak of bol zijn uitgevoerd. Volgens Van der Kloes en Risch (pag. 156) dient het ook om metaaldraad en dunne staven halfrond te smeden. Zie ook afb. 23. Volgens de invuller uit L 210 werd het voorijzer gebruikt samen met de voorhamer. [N 64, 34d; N 66, 14d]
II-11
|