30082 |
waterpas |
gans vlak:
gans ˲vlak (Q117a Waubach),
gemeten:
gǝmētǝ (Q095a Oud-Caberg),
glad:
glat (L382p Montfort),
in de pas:
en dǝ pás (L316a Lozen),
in pas:
en pas (K318p Berverlo),
juist pas:
žøst pas (L360p Bree),
niveauglas:
nivoglas (L421p Dilsen),
pas:
pas (L414p Houthalen, ...
K317p Leopoldsburg,
K278p Lommel,
L364p Meeuwen,
P176p Sint-Truiden,
K353p Tessenderlo),
pāǝs (P177p Zepperen),
waag:
wǫax (Q121p Kerkrade),
wǭx (Q204a Mechelen),
wagig:
wø̜̄ǝgix (Q121p Kerkrade),
wø̜agex (Q113p Heerlen),
wasserwaage:
wasǝrwāgǝ (L210p Venray),
waterpas:
waterpas (L297p Belfeld, ...
L416p Opglabbeek),
watǝrpas (L265p Meijel, ...
P176p Sint-Truiden),
woatǝrpas (L414p Houthalen, ...
L414p Houthalen,
Q001p Zonhoven),
wotǝrpas (Q083p Bilzen, ...
P176p Sint-Truiden),
wø ̞tǝrpás (Q001p Zonhoven),
wātǝrpas (Q019p Beek, ...
Q019p Beek,
K318p Berverlo,
L269p Blerick,
Q011p Boorsem,
L360p Bree,
L431p Dieteren,
L320a Ell,
L320a Ell,
Q207p Epen,
Q003p Genk,
Q003p Genk,
Q018p Geulle,
Q018p Geulle,
Q018p Geulle,
Q203p Gulpen,
L320c Haler,
L320c Haler,
L328p Heel,
Q113p Heerlen,
Q113p Heerlen,
L291p Helden,
L291p Helden,
L330p Herten,
L330p Herten,
Q187a Heugem,
L292p Heythuysen,
Q039p Hoensbroek,
Q100p Houthem,
Q028p Jabeek,
Q028p Jabeek,
L316p Kaulille,
Q111p Klimmen,
Q111p Klimmen,
L289b Leuken,
L211p Leunen,
Q104a Limmel,
P051p Lummen,
L267p Maasbree,
L267p Maasbree,
L372p Maaseik,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q204a Mechelen,
Q198a Mesch,
Q198a Mesch,
L382p Montfort,
Q022p Munstergeleen,
L321p Neeritter,
Q117p Nieuwenhagen,
Q197p Noorbeek,
L427p Obbicht,
L163p Ottersum,
L290p Panningen,
L290p Panningen,
L387p Posterholt,
L387p Posterholt,
Q012p Rekem,
L373p Roosteren,
Q099q Rothem,
Q099q Rothem,
Q035a Rumpen,
Q118p Schaesberg,
Q098p Schimmert,
Q098p Schimmert,
Q030p Schinveld,
L385p Sint Odilienberg,
Q020p Sittard,
Q015p Stein,
Q015p Stein,
L423p Stokkem,
L432p Susteren,
L270p Tegelen,
L270p Tegelen,
Q197a Terlinden,
L318b Tungelroy,
L318b Tungelroy,
Q013p Uikhoven,
Q097p Ulestraten,
Q097p Ulestraten,
Q101p Valkenburg,
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L210p Venray,
Q117a Waubach,
L289p Weert,
L289p Weert,
Q001p Zonhoven),
wātǝrpás (L364p Meeuwen),
wǫtǝrpas (P176b Bevingen, ...
Q083p Bilzen,
Q083p Bilzen,
Q180p Mal,
Q194p Rijckholt,
P176p Sint-Truiden),
wǫtǝrpās (Q077p Hoeselt),
wǫwǝtǝrpas (K278p Lommel),
wǭtǝrpas (K318p Berverlo, ...
Q004p Gelieren Bret,
K359p Koersel,
L159a Middelaar,
Q090p Mopertingen,
L163p Ottersum,
K357p Paal,
K353p Tessenderlo),
wǭwǝtǝrpas (L282p Achel),
wǭǝtǝrpas (Q198p Eijsden, ...
Q193p Gronsveld,
L315p Kleine-Brogel),
wǭʔǝrpas (K353p Tessenderlo, ...
K353p Tessenderlo),
wɛtǝrpas (P120p Alken, ...
Q071p Diepenbeek,
P057p Kuringen,
P056p Stokrooie,
Q078p Wellen),
wɛtǝrpāǝs (P177p Zepperen),
waterwaag:
wasǝrwǫax (Q121c Bleijerheide, ...
Q121c Bleijerheide,
Q121c Bleijerheide,
Q121p Kerkrade),
wasǝrwǭx (Q222p Vaals),
wātǝrwǭx (Q202p Eys),
zetwaag:
zętw ̇ǫax (Q119p Eygelshoven),
zuiver:
zȳvǝr (Q121c Bleijerheide),
zuiver horizontaal:
zȳvǝr horizǫntāl (Q020p Sittard),
zuiver waterpas:
zyvǝr wātǝrpas (L210p Venray),
zȳvǝr wātǝrpas (Q202p Eys, ...
Q113p Heerlen,
L330p Herten,
L289b Leuken,
L265p Meijel,
L321p Neeritter,
L432p Susteren,
L270p Tegelen,
L318b Tungelroy,
Q013p Uikhoven,
L289p Weert),
zīvǝr wātǝrpas (L364p Meeuwen)
|
Gezegd van een muur wanneer deze tijdens de controle met de loodplank of het waterpas een horizontale stand vertoont. Wanneer een muur 'niet' waterpas was, werd in Q 121 gezegd: 'de muur is uit de waag' ('dǝ m ̇ūr e ̞s˱ ūs˱ dǝ wǫax'). [N 31, 10e; N 31, 10c; monogr.] || Instrument om te onderzoeken of iets horizontaal ligt of overal even hoog is. Het bestaat uit een houten of metalen lat waarin een glazen buis is aangebracht die zodanig met een vloeistof is gevuld dat er een luchtbel in overblijft. Wanneer de luchtbel zich binnen de op het glazen buisje aangebrachte merktekens bevindt, ligt het te meten voorwerp waterpas. Het glazen buisje werd in L 270 'waterpasglaasje' ('wātǝrpas˲glē̜skǝ') en in Q 121 'waterwaagglaasje' ('wasǝrwǫaxjlęǝsjǝ') genoemd. In Q 19 kende men ook een waterpas waarmee men horizontaal een meetpunt over een grotere afstand kon overbrengen. Men gebruikte dan een waterpas die aan een koord kon worden gehangen. Was het touw goed strak gespannen, dan kon men op dit licht waterpasje, bestaande uit een waterpasglas met luchtbel en een koperen omhulsel met twee oogjes of haakjes om het geheel aan een touw te hangen zien of een muur horizontaal was of met behulp van dit instrumentje iets zuiver waterpas uitzetten. Men noemde dit werktuig het 'waterpasje' ('wātǝrp'skǝ'). [N 30, 12a; monogr.; N 30, 12b add.] || Meetwerktuig, bestaande uit een houten of metalen lat waarin één of meer glazen buisjes zijn aangebracht, die gevuld zijn met een vloeistof waarin een kleine luchtbel aanwezig is. Met de waterpas kan gecontroleerd worden of een vlak horizontaal of verticaal is. Zie ook afb. 112 en het lemma ɛwaterpasɛ in Wld II.9, pag. 59-60 en Wld II.11, pag. 63. Werken met de waterpas werd in Dilsen (L 421) richten (rextǝ) genoemd. Het woordtype zetwaag, dat werd opgegeven door een wagenmaker uit Eygelshoven (Q 119), duidt een speciaal soort waterpas aan. Het werktuig bestond uit een rechthoekige houten plank waarin aan de bovenkant een haakje werd geslagen waaraan een touwtje met aan de onderzijde een gewichtje werd gehangen. In de plank, loodrecht onder het haakje, was een loodlijn gekerfd. Als men wilde controleren of een voorwerp waterpas was, werd de loodplank er bovenop geplaatst. Wanneer het gewicht ten opzichte van de streep naar links of rechts uitweek, was het voorwerp niet horizontaal. Zie ook het lemma ɛloodplankɛ in Wld II.9, pag. 59 en de daarbij behorende afbeelding 30.' [N 53, 195] || Toestel waarmee gecontroleerd kan worden of iets horizontaal is. Zie ook afb. 89. Zie voor een beschrijving van een luchtbelwaterpas ook het lemma "waterpas" in Wld II.9, pag. 59-60. [N 64, 85a]
II-11, II-12, II-9
|