26365 |
wendsluis |
aflaatsluis:
ǭflętslǫws (Q240p Lauw),
ǭflō.tslǫws (Q241p Rutten),
aflossingsluis:
ǭflǫsęŋslǫws (Q071p Diepenbeek),
aflossingssluis:
ǭflǫseŋsslǫws (P057p Kuringen),
afwateringsluis:
āfwā.tǝreŋslū.s (Q095p Maastricht),
andere sluis:
āndǝr slø̜ws (P119p Sint-Lambrechts-Herk),
doorlaatsluis:
dōǝrlōǝtslǫws (P058p Stevoort),
gewone sluis:
gǝwun slø̜s (P053p Berbroek),
grondsluis:
grǫntslaws (Q077p Hoeselt, ...
P051p Lummen,
Q079a Wintershoven),
grǫntslø̜js (P050p Herk-de-Stad),
grǫntslø̜ws (P120p Alken, ...
P187p Berlingen,
P195p Gutschoven,
P188p Hoepertingen),
grǫntslās (P176p Sint-Truiden),
grǫntslǫws (Q072p Beverst, ...
Q071p Diepenbeek,
P055p Kermt,
Q074p Kortessem,
P057p Kuringen,
P058p Stevoort,
Q075p Vliermaalroot,
Q079a Wintershoven),
grote sluis:
grutǝ slaws (Q077a Alt-Hoeselt, ...
Q077p Hoeselt),
grutǝ slø̜js (Q074p Kortessem),
grutǝ slǫws (P058p Stevoort, ...
P056p Stokrooie,
Q079a Wintershoven),
grȳǝ.tǝ slys (L415p Opoeteren),
grő̜wtǝ slø̜js (Q078p Wellen),
grő̜wtǝ slø̜ws (P187p Berlingen, ...
P195p Gutschoven),
ophoudsluizen:
ophowtslø̜js (Q095p Maastricht),
sluis:
slø̜̄s (Q240p Lauw),
slǫws (Q180p Mal, ...
Q181p Sluizen,
Q162p Tongeren),
sluis voor het water weg te laten:
slyz vø̜r t wātǝr wɛx tǝ lǭ.tǝ (L417p As),
vanne:
van (Q188p Kanne),
watersluis:
wɛtǝrslǫws (P058p Stevoort),
wendsluis:
we.njtjslus (L321a Ittervoort),
wę.njtjslu.z (L372p Maaseik),
wę.njtjslys (L360p Bree, ...
L368p Neeroeteren,
L362p Opitter,
L415p Opoeteren),
wę.njtslyz (L361p Tongerlo),
wendssluis:
wę.njtjsslys (L362p Opitter, ...
L361p Tongerlo),
wę.njtjsslűs (L368p Neeroeteren)
|
De sluis die bij onderslagmolens het water tegenhoudt om het te doen steigeren. Op deze wijze wordt de stuwkracht vergroot bij de enige geopende sluis, de maalsluis. Zie ook het lemma ɛmaalsluisɛ. Het aantal wendsluizen varieerde al naar gelang de breedte van de beek van één tot vier.' [Vds 48; Jan 38; Coe 32; Grof 65]
II-3
|