28401 |
werkbij |
[bij]:
[bij] (Q083p Bilzen, ...
L215p Blitterswijck,
L430p Einighausen,
Q003p Genk,
L429p Guttecoven,
L291p Helden,
L414p Houthalen,
L248p Lottum,
Q082p Munsterbilzen,
L427p Obbicht,
L416p Opglabbeek,
Q093p Rosmeer,
Q032p Schinnen,
Q015p Stein,
L215a Wellerlooi,
Q001p Zonhoven,
Q005p Zutendaal),
amme:
(mv)
amǝn (Q019p Beek),
bouw[bij]:
bouw[bij] (L333p Asenray / Maalbroek),
bu[bij] (L421p Dilsen),
buw[bij] (L428p Born, ...
Q015p Stein),
bǫw[bij] (Q253p Montzen),
broed[bij]:
bro.t˱[bij] (L421p Dilsen),
broed[bij] (Q003p Genk, ...
L416p Opglabbeek),
brut[bij] (K317a Kerkhoven),
brø̄.t[bij] (L371a Geistingen),
brø̄j[bij] (Q113p Heerlen, ...
Q015p Stein),
brø̄n[bij] (Q253p Montzen),
brūt[bij] (Q009p Maasmechelen),
haal[bij]:
ha.l[bij] (L421p Dilsen),
haal[bij] (L333p Asenray / Maalbroek),
hāl[bij] (L428p Born, ...
Q009p Maasmechelen,
L265p Meijel,
L294p Neer,
L289p Weert),
hōl[bij] (L371a Geistingen),
hǭl[bij] (L333p Asenray / Maalbroek, ...
Q019p Beek,
Q003p Genk,
Q018p Geulle,
Q113p Heerlen,
L384p Herkenbosch,
L330p Herten,
K317a Kerkhoven,
L372p Maaseik,
Q253p Montzen,
Q015p Stein),
honing[bij]:
huneŋ[bij] (L368p Neeroeteren),
jonge bij:
(mv)
joŋǝ bejǝ (L271p Venlo),
kleine [bij]:
klęjn [bij]: (Q196p Mheer),
oude bij:
(mv)
aldǝ bejǝ (L271p Venlo),
poets[bij]:
poets[bij] (L333p Asenray / Maalbroek),
puts[bij] (L428p Born),
poetser:
(mv)
putsǝrs (L289p Weert),
verzorgings[bij]:
vǝrzø̜rgeŋs[bij] (Q019p Beek),
vlieg[bij]:
vlix[bij] (P120p Alken, ...
K317a Kerkhoven,
P107a Rummen,
P176p Sint-Truiden),
vlēx[bij] (L270p Tegelen),
voeder[bij]:
vujǝr[bij] (Q003p Genk, ...
K317a Kerkhoven),
voer[bij]:
vo.r[bij] (L421p Dilsen),
voer[bij] (L333p Asenray / Maalbroek),
vōr[bij] (L333p Asenray / Maalbroek, ...
Q019p Beek,
L428p Born,
L371a Geistingen,
Q018p Geulle,
Q113p Heerlen,
L330p Herten,
L372p Maaseik,
Q009p Maasmechelen,
Q253p Montzen,
Q015p Stein),
waakster:
wākštǝr (L384p Herkenbosch),
wacht[bij]:
waxt[bij] (L428p Born, ...
K317a Kerkhoven),
wachter:
wachter (L289p Weert),
waterhaler:
waterhaler (K317a Kerkhoven),
wātǝrhǭldǝr (L330p Herten),
werk[bij]:
werk[bij] (L327p Beegden, ...
Q019p Beek,
Q029p Bingelrade,
L269p Blerick,
Q035p Brunssum,
L426p Buchten,
L431p Dieteren,
L419p Elen,
Q207p Epen,
L425p Grevenbicht / Papenhoven,
L249p Grubbenvorst,
Q203p Gulpen,
Q110p Heek,
L328p Heel,
Q113p Heerlen,
L330p Herten,
L325p Horn,
Q111p Klimmen,
L379p Laak,
L377p Maasbracht,
L372p Maaseik,
Q204a Mechelen,
L382p Montfort,
Q022p Munstergeleen,
L321p Neeritter,
L380p Ohé,
Q033p Oirsbeek,
L381b Peij,
Q032a Puth,
Q117b Rimburg,
L329p Roermond,
Q030p Schinveld,
Q116p Simpelveld,
L385p Sint Odilienberg,
L378p Stevensweert,
L432p Susteren,
L374p Thorn,
Q014p Urmond,
L244d Ysselsteyn),
werǝk[bij] (Q253p Montzen, ...
Q208p Vijlen),
wirk[bij] (L372p Maaseik),
worǝk[bij] (Q001p Zonhoven),
wrɛ̄k[bij] (L323p Buggenum),
wø̜.rǝq[bij] (Q001p Zonhoven),
wērk[bij] (Q198p Eijsden),
wę.rǝq[bij] (L417p As, ...
Q072p Beverst,
Q071p Diepenbeek,
Q002a Godschei,
L418p Niel-bij-As),
węrk[bij] (Q102p Amby, ...
L417p As,
L333p Asenray / Maalbroek,
L295p Baarlo,
L300p Beesel,
L297p Belfeld,
Q103p Berg / Terblijt,
L434a Broeksittard,
Q002p Hasselt,
Q105p Heer,
L384p Herkenbosch,
L298p Kessel,
L422p Lanklaar,
L211p Leunen,
Q104a Limmel,
Q095p Maastricht,
Q099p Meerssen,
L209p Merselo,
P164p Neerhespen,
Q197p Noorbeek,
L299p Reuver,
Q168p s-Herenelderen,
Q098p Schimmert,
Q187p Sint Pieter,
L270p Tegelen,
Q197a Terlinden,
Q097p Ulestraten,
Q101p Valkenburg,
L210p Venray,
P192p Voort,
P211p Waasmont,
L289p Weert),
węrǝk[bij] (K358p Beringen, ...
P188p Hoepertingen,
Q089p Martenslinde,
K353p Tessenderlo),
wę̄rk[bij] (L333p Asenray / Maalbroek, ...
L165p Heijen,
L216p Oirlo,
L290p Panningen,
L313p Sint Huibrechts Lille),
wɛrk[bij] (L191p Afferden, ...
Q071p Diepenbeek,
L164p Gennep,
L414p Houthalen,
L294p Neer,
P177p Zepperen),
wɛrq[bij] (P179p Aalst),
wɛrǝk[bij] (L289p Weert),
wɛ̄rk[bij] (L246p Horst, ...
L217p Meerlo,
L245p Meterik)
|
Vrouwelijke bij. De werkbij is aanzienlijk kleiner dan de koningin. De werkbijen of werksters verrichten alle in de bijenwoning voorkomende taken zoals het broed warm houden en voeren, de koningin te eten geven en van cel tot cel leiden, raten bouwen, gebruikte cellen oppoetsen, water, stuifmeel, kleverige propolis en zoete nectar aanslepen, de voorraden opbergen en verzegelen, reten stoppen, de poort bewaken en de woning verdedigen, ventileren en schoonhouden. Op grond van die verschillende functies wordt de werkbij ook wel haalbij, voederbij, bouwbij en broedbij genoemd. In de zomer is een werkster na ongeveer zes weken versleten, in de winter, als er geen buitenwerk te doen valt, leeft ze ongeveer vijf à zes maanden. Men kent dus kortlevende zomerbijen en langlevende winterbijen. Voor het woorddeel (-bij) leest men de woordtypen bij/bie en bien. In welke plaatsen deze woordtypen respectievelijk voorkomen, ziet men in het lemma Bij. Voor de fonetische documentatie ervan wordt ook verwezen naar het lemma Bij. [N 63, 12b; S 3, L 1a-m; JG 1a; N 63, 62]
II-6
|