29877 |
winddroog |
aangedroogd:
āgǝdryǝxt (Q202p Eys),
aangetrokken:
angǝtrǫkǝ (L265p Meijel),
doortrokken:
dōrtrǫkǝ (Q097p Ulestraten),
droog:
driǝx (L364p Meeuwen),
dryjǝx (K353p Tessenderlo),
drȳx (Q197p Noorbeek, ...
Q197a Terlinden),
drȳǝx (L374p Thorn),
goed om met te werken:
gōt˱ ǫm met tǝ werǝkǝ (Q111p Klimmen),
handdroog:
hanjtjdrø̄x (L293p Roggel),
klammig:
klamex (K318p Berverlo),
lochtdroog:
loxdrȳx (L267p Maasbree),
lox˱drȳx (Q095a Oud-Caberg),
metselvaardig:
mɛtsǝlvē̜rdex (Q097p Ulestraten),
opgedroogd:
op˲gǝdrīxt (L364p Meeuwen),
ǫp˲gǝdrēx (Q090p Mopertingen),
verzadigd:
vǝrzādex (Q111p Klimmen),
winddroog:
wenjtjdryx (L421p Dilsen),
wenjtjdryǝx (L265p Meijel),
wenjt˱drȳx (L330p Herten),
wenjt˱drȳǝx (L321p Neeritter),
wenjt˱drø̄x (L385p Sint Odilienberg, ...
Q015p Stein),
wentjdrȳx (L318b Tungelroy),
wentjdrø̜̄x (L292p Heythuysen),
wentj˱drø̄x (L382p Montfort, ...
L289p Weert),
wentj˲dryǝx (L320a Ell, ...
L291p Helden,
L290p Panningen),
wentj˲drø̄ǝx (L289b Leuken, ...
L289p Weert),
wentj˲drø̄̄x (L331p Swalmen),
wentj˲drø̜jx (L320c Haler),
went˱drwøǝx (Q097p Ulestraten),
went˱drwø̜x (Q099q Rothem),
went˱dryǝx (Q111p Klimmen),
went˱drȳjǝx (K353p Tessenderlo),
went˱drȳx (Q193p Gronsveld, ...
Q095p Maastricht,
Q198a Mesch,
Q194p Rijckholt,
P176p Sint-Truiden),
went˱drø̄x (Q098p Schimmert),
went˱drø̄ǝx (Q100p Houthem, ...
Q101p Valkenburg),
went˱drīx (Q003p Genk),
went˲drø̄̄x (L299p Reuver),
weŋdrø̄̄x (L381p Echt),
weŋkdryx (Q121c Bleijerheide),
weŋk˱dryǝx (Q121c Bleijerheide, ...
Q121p Kerkrade),
weŋk˱drȳx (L270p Tegelen, ...
Q117a Waubach),
weŋk˱drȳǝx (Q113p Heerlen, ...
Q039p Hoensbroek),
weŋk˱drø̄ǝx (L270p Tegelen),
winddroog (K278p Lommel, ...
Q001p Zonhoven),
wintdrø̄x (L163a Milsbeek),
wint˱dryǝx (L210p Venray),
wint˱drøǝx (L211p Leunen),
wint˱drø̄x (L163p Ottersum),
wēǝnt˱dryǝx (L316a Lozen),
węjnt˱drø̄x (Q018p Geulle),
węnjt˲drø̄x (L432p Susteren),
węnt˱dręjx (Q083p Bilzen),
wšnt˱drø̜̄ʔǝx (K278p Lommel)
|
De toestand waarin het leer geklopt moet worden, niet te nat, niet te droog. [N 60, 99a] || Gezegd van dakpannen die het gehele droogproces hebben ondergaan en gereed zijn om gebakken te worden. [monogr.] || Gezegd van hout dat één jaar gedroogd is. [N 50, 55e] || Gezegd van metselstenen die aan de oppervlakte droog en inwendig nat zijn. Zie ook de toelichting bij het lemma 'Metselstenen bevochtigen'. [N 31, 13b]
II-10, II-12, II-8, II-9
|