32703 |
wintervoor |
balkvoor:
balǝk˲[voor] (L192b Aijen, ...
L164p Gennep,
L159a Middelaar,
L115p Mook,
L163p Ottersum),
bedjes:
bętjǝs (L322p Haelen),
braakvoor:
brǭk˲[voor] (Q033p Oirsbeek),
de winterbelken:
węntǝrbølǝkǝ (Q002p Hasselt
[(kleine panden van zes voren)]
),
drootvoor:
drōt˲[voor] (L331b Boukoul, ...
L331p Swalmen),
drǭt˲[voor] (L324p Baexem, ...
L265p Meijel,
L374p Thorn),
een plak land aan balkvoren:
ǝnǝ plak lãnt án balǝk˲vūǝrǝ (L192b Aijen),
het ligt gewintervoord:
ǝt let ˲gǝwentǝrvōrt (L216p Oirlo),
het ligt op de wintervoor:
ǝt let˱ op ˲dǝ wēntǝrvōr (L163p Ottersum),
holvoor:
hōl[voor] (L318b Tungelroy),
hōǝ.lvǫu̯rǝ (P118p Kozen),
hūǝlvoyarǝ (Q073p Wimmertingen),
deze opgaven zijn meervoud
hō.lvōrǝ (P058p Stevoort),
holvoord:
hōl[voord] (L288p Nederweert),
opgevoerde plak:
op˲gǝvōrdǝ plak (L209p Merselo),
ril:
rel (L331b Boukoul, ...
Q020p Sittard,
L331p Swalmen),
ruggen:
røgǝ (L209p Merselo),
ruwbalken:
rãbalǝkǝ (P175p Gingelom),
stoel:
št̄ol (Q192p Margraten, ...
Q116p Simpelveld),
stol:
št ̇ǫl (Q191p Cadier, ...
Q192p Margraten,
Q194p Rijckholt),
stortvoor:
stǫrt˲[voor] (L369p Kinrooi),
stǫrt˲vōrǝ (L319p Molenbeersel
[(mv)]
),
stǫrt˲vūrǝ (L372p Maaseik
[(mv)]
),
stǫrt˲vǭrǝ (L361p Tongerlo
[(mv)]
),
vaste voor:
vãstǝ [voor] (L192b Aijen),
winterakker:
węntǝrǝkǝr (Q002c Bokrijk, ...
Q002p Hasselt,
P117p Nieuwerkerken),
winterland:
węntǝrlant (K278p Lommel),
wintervoor:
we.ntjǝr[voor] (L331b Boukoul, ...
L331p Swalmen),
we.ntǝr[voor] (L248p Lottum),
wentjǝr[voor] (L324p Baexem, ...
Q035p Brunssum,
L289b Leuken,
L332p Maasniel,
L294p Neer,
L322a Nunhem,
L290p Panningen,
L387p Posterholt,
Q112p Voerendaal),
wentǝr[voor] (L282p Achel, ...
Q102p Amby,
Q019p Beek,
K318p Berverlo,
Q072p Beverst,
P175p Gingelom,
P175p Gingelom,
P048p Halen,
L286p Hamont,
Q002p Hasselt,
Q111p Klimmen,
K317p Leopoldsburg,
L211p Leunen,
K278p Lommel,
L377p Maasbracht,
Q192p Margraten,
Q204a Mechelen,
L265p Meijel,
L209p Merselo,
L216p Oirlo,
L416p Opglabbeek,
Q111q Ransdaal,
P107a Rummen,
Q098p Schimmert,
Q187p Sint Pieter,
P176p Sint-Truiden,
K353p Tessenderlo,
Q097p Ulestraten,
L268p Velden,
L210p Venray,
Q094b Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler),
wenʔǝr[voor] (K314p Kwaadmechelen),
weŋ(k)tǝr[voor] (L295p Baarlo, ...
Q211p Bocholtz,
L265b Kronenberg,
L267p Maasbree,
L266p Sevenum,
Q116p Simpelveld,
L270p Tegelen,
L268p Velden,
Q117a Waubach),
wintervoor (L330p Herten, ...
L364p Meeuwen,
L383p Melick,
L321p Neeritter,
L288a Ospel),
wø̜ntǝr[voor] (L360p Bree),
wē.ntǝr[voor] (Q191p Cadier, ...
Q188p Kanne,
Q198b Oost-Maarland),
wēnjtǝr[voor] (Q009p Maasmechelen),
wēntǝr[voor] (L192b Aijen, ...
L244c America,
L164p Gennep,
L286p Hamont,
L246p Horst,
L159a Middelaar,
L163a Milsbeek,
L115p Mook,
L163p Ottersum,
L192a Siebengewald,
Q162p Tongeren,
L214p Wanssum,
L215a Wellerlooi),
węi̯ntjǝr[voor] (L368p Neeroeteren),
węi̯ntǝr[voor] (L422p Lanklaar),
węnjtǝr[voor] (Q014p Urmond),
węntjǝr[voor] (L429a Berg, ...
L426z Holtum,
L372p Maaseik),
wintervoord:
wentjǝr[voord] (L289a Hushoven)
|
Met de wintervoor bedoelt men de voren die in het najaar zodanig geploegd worden, dat de akker in de winter goed kan uitvriezen. Dat kunnen brede en ondiepe voren zijn, die de voorlopig onder te ploegen mest bedekken, maar ook de walletjes die ontstaan wanneer men telkens twee voren tegen elkaar ploegt. Met de in dit lemma vermelde termen wordt niet alleen het voortype bedoeld maar ook - wat vooral voor de meervoudsvormen geldt - het geheel van voren die men met het oog op de winter geploegd heeft, de op wintervoren geploegde akker zelf. Voor het (...)-gedeelte van de varianten zie men het lemma ploegvoor. [N 11, 59a; N 11A, 113d + 137 m; monogr.]
I-1
|