e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wintervoor balkvoor: balǝk˲[voor] (Aijen, ... ), bedjes: bętjǝs (Haelen), braakvoor: brǭk˲[voor] (Oirsbeek), de winterbelken: węntǝrbølǝkǝ (Hasselt  [(kleine panden van zes voren)]  ), drootvoor: drōt˲[voor] (Boukoul, ... ), drǭt˲[voor] (Baexem, ... ), een plak land aan balkvoren: ǝnǝ plak lãnt án balǝk˲vūǝrǝ (Aijen), het ligt gewintervoord: ǝt let ˲gǝwentǝrvōrt (Oirlo), het ligt op de wintervoor: ǝt let˱ op ˲dǝ wēntǝrvōr (Ottersum), holvoor: hōl[voor] (Tungelroy), hōǝ.lvǫu̯rǝ (Kozen), hūǝlvoyarǝ (Wimmertingen), deze opgaven zijn meervoud  hō.lvōrǝ (Stevoort), holvoord: hōl[voord] (Nederweert), opgevoerde plak: op˲gǝvōrdǝ plak (Merselo), ril: rel (Boukoul, ... ), ruggen: røgǝ (Merselo), ruwbalken: rãbalǝkǝ (Gingelom), stoel: št̄ol (Margraten, ... ), stol: št ̇ǫl (Cadier, ... ), stortvoor: stǫrt˲[voor] (Kinrooi), stǫrt˲vōrǝ (Molenbeersel  [(mv)]  ), stǫrt˲vūrǝ (Maaseik  [(mv)]  ), stǫrt˲vǭrǝ (Tongerlo  [(mv)]  ), vaste voor: vãstǝ [voor] (Aijen), winterakker: węntǝrǝkǝr (Bokrijk, ... ), winterland: węntǝrlant (Lommel), wintervoor: we.ntjǝr[voor] (Boukoul, ... ), we.ntǝr[voor] (Lottum), wentjǝr[voor] (Baexem, ... ), wentǝr[voor] (Achel, ... ), wenʔǝr[voor] (Kwaadmechelen), weŋ(k)tǝr[voor] (Baarlo, ... ), wintervoor (Herten, ... ), wø̜ntǝr[voor] (Bree), wē.ntǝr[voor] (Cadier, ... ), wēnjtǝr[voor] (Maasmechelen), wēntǝr[voor] (Aijen, ... ), węi̯ntjǝr[voor] (Neeroeteren), węi̯ntǝr[voor] (Lanklaar), węnjtǝr[voor] (Urmond), węntjǝr[voor] (Berg, ... ), wintervoord: wentjǝr[voord] (Hushoven) Met de wintervoor bedoelt men de voren die in het najaar zodanig geploegd worden, dat de akker in de winter goed kan uitvriezen. Dat kunnen brede en ondiepe voren zijn, die de voorlopig onder te ploegen mest bedekken, maar ook de walletjes die ontstaan wanneer men telkens twee voren tegen elkaar ploegt. Met de in dit lemma vermelde termen wordt niet alleen het voortype bedoeld maar ook - wat vooral voor de meervoudsvormen geldt - het geheel van voren die men met het oog op de winter geploegd heeft, de op wintervoren geploegde akker zelf. Voor het (...)-gedeelte van de varianten zie men het lemma ploegvoor. [N 11, 59a; N 11A, 113d + 137 m; monogr.] I-1