22195 |
zand |
droog zand:
drø̄̄ǝx ˲zę ̞ntj (Q017p Elsloo),
fommelzand:
fumǝlzaŋk (Q121p Kerkrade
[(zacht zand)]
),
zand:
zank (Q202p Eys),
zantj (L330p Herten (bij Roermond)),
zaŋk (Q211p Bocholtz, ...
L322a Nunhem,
Q121b Spekholzerheide),
(m.).
za.nt (Q202p Eys),
Opm. v.d. invuller: (= zand werd vooraf gemengd, al zeer lang niet meer gezien.
zanjd (Q027p Doenrade)
|
andere? [N 93 (1983)] || het strooisel in de hokken (algemene benaming)? [N 93 (1983)] || Zeer fijn en droog zand, gebruikt om de binnenkant van de vormen van een dun laagje te voorzien. Volgens de invullers uit Q 121b en Q 211 werd het zand gedroogd en gezift (j\drȳxt˱ ę ̞n j\zeft). [monogr.]
II-8, III-3-2
|