e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L423p plaats=Stokkem

Overzicht

Gevonden: 4071
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
appelmoes appelenprots: apələprotš (Stokkem), compte: (= meer beschaafd).  kompoͅt (Stokkem), prots: prôtsj (Stokkem) appelmoes || Appelmoes (appelpommee?) [N 16 (1962)] III-2-3
appeltaart appelentaart: apələtārt (Stokkem) Appeltaart (tartepom?) [N 16 (1962)] III-2-3
appeltaartje taartje: tēərtšə (Stokkem), toeslagje: (zie vorige blz. /voetnoten). (bij vr. 96).  tō.wslɛi̯xskə (Stokkem) Appeltaartje (tartepumke, toeslaag?) [N 16 (1962)] III-2-3
architraaf chambranle: šǝbraŋ (Stokkem  [(deurlijst)]  ) Zie kaart. Omlijsting van een raam- of deurkozijn, doorgaans in de vorm van een geprofileerde lat. In de eenvoudigste vorm bestaat de architraaf uit een koplat die op het kozijn wordt gespijkerd. Meestal wordt er echter een platstuk aan toegevoegd dat met de koplat een geheel kan uitmaken of ook wel afzonderlijk met een sponning in de koplat wordt gewerkt. Wanneer de architraaf breder is dan het kozijnhout, worden in de muur architraafklossen gemetseld waartegen de architraaf kan worden vastgezet. [N 55, 20; N 55, 145; monogr.] II-9
arduin, hardsteen blauwe steen: blauwe stein (Stokkem) hardsteen [ZND m] III-4-4
are, maat van 100 m2 roede: rooj (Stokkem) roede (oppervlaktemaat, 100 m2) III-4-4
aren lezen oogsten: ǫu̯stǝ (Stokkem), ǫu̯xstǝ (Stokkem), zomeren: zø̄mǝrǝ (Stokkem) Het oprapen en verzamelen van de achtergebleven aren op het veld. Het was vroeger gewoonte de aren die op het pasgemaaide en geoogste veld achterbleven, te laten liggen, zodat behoeftigen deze konden verzamelen. Het was een vorm van armenzorg. [N 15, 35; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 39, 40; Lu 3, 6; R [s], 31; R 3, 68; monogr.; add. uit A 23, 16.2] I-4
arend van de zeis ang: ãŋ (Stokkem), haak: ǭ.k (Stokkem), pin: pen (Stokkem) Het blad van de zeis loopt aan de zijde waar het met de steel verbonden is uit in een smal, vaak extra verstevigd, stukje staal, de arend, dat tegen de steel van de zeis aanligt en door middel van de zeisring daaraan wordt vastgemaakt. Aan het uiteinde is de arend voorzien van een nokje dat in een gat in de steel wordt gestoken of geslagen; soms zijn er twee dergelijke nokjes (vergelijk het woordtype dobbelang). Voor de hoek die de arend met het zeisblad maakt, en het belang hiervan voor een goede "voering" van de zeis, zie de algemene toelichting bij deze paragraaf. Zie afbeelding 5, nummer 1. [N 18, 68a; JG 1a, 1b; A 4, 28c; A 14, 1; L 20, 28c; L 45, 1; monogr.] I-3
armenbanken vrijbanken: vrij benk (Stokkem) De banken achter in de kerk, die niet werden verpacht [gemeine banken, vrije banken, ermebanke, vrije plaatsen?]. [N 96A (1989)] III-3-3
armvol armvol: ervel (Stokkem), ɛrvǝl (Stokkem) De hoeveelheid stro of aren die men in de armen kan vasthouden. Zie ook het lemma ''handvol hooi'' (5.1.4) in aflevering I.3. [N 7, 58; L 1, a-m; L 1u, 8; L A1, 88; Wi 51; monogr.] || ervel, armvol I-4, III-4-4