18434 |
winkelhaak |
winkelhaak:
weŋkelhǭk (Q117b Rimburg),
winkelhouk (Q117b Rimburg)
|
Rechthoekige scheur in een kledingstuk. Een mogelijk verklaring van het woordtype vijf (c.q. fünf) geeft het WNT (XXI, pag. 536 s.v. ɛvijfɛ 4): ø̄Wat den vorm heeft van een cijfer ɛvijfɛ. Gewest. in het Zuiden als ben. voor een winkelhaak (scheur), die aan een Romeinse V doet denkenø̄.' [N 59, 192b; N 62, 43b; N 62, 43c; Gi 1.IV, 11; MW; S 44; monogr.] || winkelhaak [SGV (1914)]
II-7, III-1-3
|
24279 |
winterkoninkje |
koninkje:
keunnikske (Q117b Rimburg)
|
winterkoning (9,5 overal bekend; klein beweeglijk bruin bolletje met opstaand wiebelstaartje; maakt bolnest met zijopening; veel jongen; zang leuk liedje, ook s winters [N 09 (1961)]
III-4-1
|
33238 |
winterwortelen |
moren:
mōrǝ (Q117b Rimburg)
|
Daucus carota L. subsp. sativus (Hoffm.) Arcang. Bedoeld zijn hier de winterwortelen (of winterpenen) die op de akker worden geteeld, zowel als veevoeder, alsook voor de consumptie door mensen, met name voor de hutspot. De fijne variëteit tuinworteltjes komt in de aflevering over de moestuin aan bod. [N Q, 6c; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 26c; A 49, 2b; L B2, 342; L 8, 100b; L 15, 29; L 20, 26c; Wi 7; S 45; monogr.]
I-5
|
17612 |
wipneus |
wipneusje:
ee wiepnaaske (Q117b Rimburg)
|
neus: wipneus [schortneus, boel, boelneus] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25174 |
wisselvallig weer |
wisselen:
wesullu (Q117b Rimburg)
|
nu eens regenen, dan weer helder zijn, gezegd van het weer [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20575 |
witte kaas, wrongel |
botermelkspap:
bottermilks pap (Q117b Rimburg)
|
hangop; Hoe noemt U: Een koud melkgerecht van karnemelk die men in een zak of in een doek opgehangen, heeft laten uitdruipen en vervolgens met melk en suiker aangemengd, opdient (hangop, hangebast) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24280 |
witte kwikstaart |
akkerstaartje:
akkerstetzke (Q117b Rimburg),
langstaartje:
langstetske (Q117b Rimburg)
|
kwikstaart [SGV (1914)] || kwikstaart, wit (18 zwart-wit-grijs; met lang wiebelstaartje; zeer algemeen; veel bij boerderijen en op wegen; roep [tijd-dik] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
20620 |
wittebrood |
weg:
wek (Q117b Rimburg)
|
wittebrood [SGV (1914)]
III-2-3
|
24907 |
woensdagx |
goensdag:
e joostig (Q117b Rimburg),
mittwoch (du.):
ps. woord is niet goed leesbaar!
mitwog (Q117b Rimburg)
|
dag; woensdag [N 07 (1961)] || Woensdag [SGV (1914)]
III-4-4
|
17940 |
woest, onachtzaam lopen |
naar niks omziend lopen:
noa nieks umziend loope (Q117b Rimburg),
woest lopen:
weust loope (Q117b Rimburg)
|
lopen: woest, onachtzaam lopen [ragge, bollieje] [N 10 (1961)]
III-1-2
|