33873 |
drachtige merrie |
vol:
vǫl (P113p Binderveld)
|
De merrie "behoudt", als men na een drietal weken zekerheid heeft dat ze drachtig is; bij een miskraam "verwerpt" ze. [JG 1a, 1b; N 8, 50a]
I-9
|
33523 |
draden of randen van peulvruchten |
ringen/randen:
reͅŋ (P113p Binderveld)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
33848 |
draven |
draffen:
drafǝ (P113p Binderveld)
|
In draf gaan, een actieve twee-tempogang, waarbij een diagonaal benenpaar gelijkmatig wordt opgeheven en weer neergezet, bijv. eerst linkervoorbeen en rechterachterbeen, daarna beide andere benen, met daartussen een zweefmoment. Zie afbeelding 9. [JG 1b; N 8, 81b en 81d]
I-9
|
19574 |
drinkglas |
pint:
pent (P113p Binderveld)
|
drinkglas [RND]
III-2-1
|
25128 |
droog weer |
droog:
drûûch (P113p Binderveld)
|
droog [RND]
III-4-4
|
34156 |
droogstaan |
droogstaan:
drȳxstōǝn (P113p Binderveld)
|
Geen melk meer geven. [N 3A, 72b; JG 1a, 1b]
I-11
|
22021 |
duif (alg.) |
duif:
Pl. [dè:ve]
dēͅf (P113p Binderveld)
|
Duif. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
21965 |
duivenhok |
duivenkot:
dēͅvəkòt (P113p Binderveld),
dęi̯vǝkǫt (P113p Binderveld)
|
Duivenhok. [Goossens 1b (1960)] || Soms vindt men in de nok van de zolder een afgeschotte ruimte voor de duiven, die door een gat in de gevel of in het dak in en uit kunnen vliegen. Hier staan de benamingen voor het duivenhok, ongeacht de vorm van dat hok, bijeen. De termen slag en spijker in dit lemma hebben betrekking op de duivenkooi als geheel. Zie ook het lemma "duivenslag" (3.4.8). In kaart 51 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie afbeelding 17. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 10, 9k; L 8, 9a; L 38, 31; S 37; monogr. add. uit N 5A, 58c "til" en JG 2c; A 28, 14c "spijker]
I-6, III-3-2
|
22090 |
duivenslag |
kijker:
kēkər (P113p Binderveld),
kē̜ ̞kǝr (P113p Binderveld)
|
Duivenslag. [Goossens 1b (1960)] || Het platform op het dak of tegen de gevel vóór de toegang tot het duivenhok, waarop de duiven aanvliegen en neerstrijken. Doorgaans is het platform niet meer dan een plank, soms heeft het de vorm van een huisje met een dak. In een enkel geval is de betekenis van de opgegeven term beperkt tot het (getraliede) valdeurtje dat men kan verstellen voor in- en uitvliegen; deze gevallen zijn telkens in het lemma vermeld. In kaart 52 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie ook afbeelding 17 bij het lemma "duivenhok" (3.4.7). [JG 1a, 1b, 2c; L 8, 9b; monogr.]
I-6, III-3-2
|
17895 |
duwen |
duwen:
daoə (P113p Binderveld),
gewoonlijk
dɛɛə (P113p Binderveld)
|
duwen [RND]
III-1-2
|