e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L320a plaats=Ell

Overzicht

Gevonden: 5012
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
appelbol appelbol: appelbôl (Ell) Appelbol (krollebol, kokkerebol, kollemol, zomerbroodje, appelbol, appelbroodje, ballebuuze?) [N 16 (1962)] III-2-3
appelmoes appelenmoes: appelemoos (Ell, ... ), appelenpruts: appelepruts (Ell) Appelmoes (appelpommee?) [N 16 (1962)] || appelmoes [trot, trut] [N 38 (1971)] III-2-3
appels van de boom schudden schudden: eigen fon. aanduidingen  sjödde (Ell) Appels van de boom schudden (muiken). [N 82 (1981)] III-2-3
aprilgrap aprilmop: aprilmop (Ell) De onzinnige boodschap op 1 april [aprilvis, aprilzaad, zikkelzaad]. [N 88 (1982)] III-3-2
arbeid werk: ⁄t werk (Ell) het werken, het arbeiden [foter, werk] [N 89 (1982)] III-3-1
arduin, hardsteen kalksteen: kalk stein (Ell) hardsteen, harde, meest blauwgrijze kalksteen, gebruikt voor stolpen, hoekstenen enz [arduin] [N 81 (1980)] III-4-4
are, maat van 100 m2 are: aar (Ell) de maat die een oppervlakte aangeeft van 100 vierkante meter [are] [N 91 (1982)] III-4-4
aren lezen aren rapen: ǭrǝ rāpǝ (Ell) Het oprapen en verzamelen van de achtergebleven aren op het veld. Het was vroeger gewoonte de aren die op het pasgemaaide en geoogste veld achterbleven, te laten liggen, zodat behoeftigen deze konden verzamelen. Het was een vorm van armenzorg. [N 15, 35; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 39, 40; Lu 3, 6; R [s], 31; R 3, 68; monogr.; add. uit A 23, 16.2] I-4
arend van de zeis ang: ãŋ (Ell) Het blad van de zeis loopt aan de zijde waar het met de steel verbonden is uit in een smal, vaak extra verstevigd, stukje staal, de arend, dat tegen de steel van de zeis aanligt en door middel van de zeisring daaraan wordt vastgemaakt. Aan het uiteinde is de arend voorzien van een nokje dat in een gat in de steel wordt gestoken of geslagen; soms zijn er twee dergelijke nokjes (vergelijk het woordtype dobbelang). Voor de hoek die de arend met het zeisblad maakt, en het belang hiervan voor een goede "voering" van de zeis, zie de algemene toelichting bij deze paragraaf. Zie afbeelding 5, nummer 1. [N 18, 68a; JG 1a, 1b; A 4, 28c; A 14, 1; L 20, 28c; L 45, 1; monogr.] I-3
arm kluwstek: kluwstɛk (Ell) Onderdeel van het spinnewiel, een horizontaal latje met het spinrokkengat waarin een verticale lat, het spinrokken, steekt met vlas of wol. Volgens de informant van K 353 ontbreekt dit onderdeel heel waarschijnlijk in zijn of haar regio, omdat de spinner/spinster de prop ongesponnen wol op de schoot legt. Volgens de informant van L 291 is de vlaskop een kegelvormige rol van grauwe turf, opgesloten tussen houten schijven. Hierover is een kapmanteltje van blauw linnen geplaatst waaromheen het vlas of de wol zit. [N 34, B5] II-7