e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q119p plaats=Eygelshoven

Overzicht

Gevonden: 1595
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zwartbonte koe zwartbont (bijvgl. nmw.): šwatsbǫŋk (Eygelshoven) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 126] I-11
zwarte bladluis bladluis: bladloes (Eygelshoven), meel: mieële (Eygelshoven) bladluis (zoals bijv. de zwarte tuinbonenluis) [himmelzoad, meelow, melde, smeelje] [N 26 (1964)] || insectjes onder een blad, zwart [DC 68 (1993)] III-4-2
zwarte koe met geheel witte kop witkop: wiskǫp (Eygelshoven) [N 3A, 130a] I-11
zwarte koe met witte kop en zwarte vlekken om de ogen blaar: blār (Eygelshoven) [N 3A, 130b] I-11
zwarte kraai, kraai krauw: kraowe (Eygelshoven) kraai, zwarte en bonte ~ (47 als roek [076] zonder kale plek; veren niet zo slordig en met groenige glans; broedt eenzaam in bos; roep [korrr] [N 09 (1961)] III-4-1
zwavelstok zwegel: sjweëgel (Eygelshoven), zwegelstek: mv sjweägelsjtekke  sjweägelsjtek (Eygelshoven) spaantje van hout waarmee men vuur neemt uit de kachel of de haard, bijv. om een pijp op te steken (servieskes) [N 20 (zj)] || zwavelstokken, de vroegere lucifers (zwevelstok, -stek, sollefert, solverstekske) [N 20 (zj)] III-2-1
zweep smik: šmek (Eygelshoven) Voorwerp om het paard aan te drijven, bestaande uit een steel (cf. lemma Steel) en een snoer (cf. lemma Snoer). [JG 1a, 1b, 2b, 2c; L 8, 141; L 14, 31; L B2, 244; N 13, 94; S 47; Wi 5, 10; monogr.] I-10
zweep van de koeherder smik: šmek (Eygelshoven) Zweep om bijvoorbeeld de koeien naar de stal te brengen. [N 18, 146] I-11
zweet zweet: dr sjweet (Eygelshoven) zweet [N 10 (1961)] III-1-2
zwemmen zwemmen: sjwəmə (Eygelshoven), zjwumme (Eygelshoven) zwemmen [RND] || Zwemmen. III-3-2