id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
18529 | binnenzak | binnentas: binnetesj (Beek) | binnenzak van een jas [binnetes] [N 23 (1964)] III-1-3 |
19352 | bits | konijnachtig: knienetich (Beek), konijnetig: knienetich (Beek) | vinnig, onvriendelijk in manier van spreken [bits, scherp, bars, mondig] [N 87 (1981)] III-1-4, III-3-1 |
18113 | blaar | blaar: bloar (Beek) | Blaar: blaasachtige opzetting van de huid (blaar, blein). [N 84 (1981)] III-1-2 |
18096 | blaasontsteking | blaasontsteking: blaosontsjtaeking (Beek) | Blaasontsteking: ontsteking van de urineblaas (koupis, droppelpis). [N 84 (1981)] III-1-2 |
29937 | blad van de troffel | blad: blāt (Beek) | Het driehoekige metalen blad van de troffel, dat dient om de specie op de steen aan te brengen en uit te strijken. De afmeting van het blad kan, afhankelijk van de aard van de werkzaamheden, verschillen. Het blad van een troffel heeft een gebogen en een rechte zijde. De rechte kant wordt gebruikt voor het opvangen van uitpuilende specie, de gebogen kant voor het hakken van stenen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(troffel-)' het lemma 'troffel'. [N 30, 7b; monogr.] II-9 |
32972 | blad, bladeren van een plant | blad: blāt (Beek), blader: blār (Beek) | Blad, als deel van een plant. De meervouden en verkleinwoorden zijn apart behandeld. [JG 1a, 1b; A 3, 1; L 1, a-m; L 4, 1; L 14, 16; L 32, 21; S 3; R 7, 25; R 12, 26; monogr.] I-4 |
28649 | bladhoning | bladhoning: blāthōneŋ (Beek), luizenhoning: lūzǝhōneŋ (Beek) | Het zoete, kleverige vocht op takken en bladeren, afkomstig van bepaalde luizen, dat de bijen soms naar hun korven of kasten brengen. Bladhoning is vaak zeer donker van kleur. In drachtpauzes kan bladhoning de bijen soelaas bieden. [N 63, 113; N 63, 112b; monogr.] II-6 |
21835 | bladzijde | bladzijde: bladzie (Beek) | ieder van de beide zijden van een blad in een boek, tijdschrift etc. [teun, pagina, bladzijde] [N 87 (1981)] III-3-1 |
19978 | blaffen | bellen: 3 ev bele (Beek), grote hond bēlə (Beek), blaffen: blaffe (Beek) | blaffen III-2-1 |
28455 | blanke raat | nieuwbouw: nø̄bǫw (Beek), onbelegde raat: (mv) onbǝlaxdǝ rāt (Beek [(zijn nog niet door de koningin belegd met eitjes)] ) | De in mei gemaakte blanke of maagdelijke raat of raten die nog niet voor broeden hebben gediend. De raat is nog wit van kleur. [N 63, 13f] II-6 |