e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Banholt

Overzicht

Gevonden: 550

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
afrastering van wei balie: baj (Banholt) Kunstmatige omheining, doorgaans een afrastering van met draad verbonden palen. [N 14, 62; S 11; Gwn 16, 11; A 25, 8; N 11, 8 add.; monogr.] I-8
afromen aflaten: āflǭtǝ (Banholt) De room van de melk scheppen. Men kon de room van de melk scheiden door met een houten latje de room tegen te houden, terwijl de ontroomde melk door de tuit van de in schuine stand gehouden roomschotel wegvloeide. Een andere methode was de melk overgieten of aflaten in een andere kruik of emmer, terwijl men de aan de oppervlakte gevormde room tegenhield door blazen. Een modernere manier van scheiden van room en melk gebeurde met de melkmachine of centrifuge. [A 23, 3; Lu 1, 3; JG 1a, 1b, 1d; Vld.; monogr.] I-11
afval kitsen: kɛtšǝ (Banholt) Het afval van de uitgeperste vruchten dat in de perskuip achterblijft. [N 57, 17] II-2
akkerwinde berwinde: bęrwiŋ (Banholt) Convolvulus arvensis L. Zeer algemeen voorkomend over de grond kruipend onkruid op bouwlanden en wegbermen met een tot 1 meter lange stengel en hart- tot pijlvormige blaadjes. De klokvormige bloempjes zijn lichtroze of wit met roze strepen. De plant bloeit van juni tot september en is meer bekend onder de naam pispotjes. Bij de naamgeving wordt vaak geen onderscheid gemaakt of vindt verwisseling plaats met de grotere, klimmende haagwinde (lemma Haagwinde). In dit lemma zijn uitsluitend die benamingen verwerkt die specifiek de akkerwinde benoemen. Zie Brok 1991. [A 17, 6b; A 60A, 93; L 17, 6; S 11; monogr.] I-5
alles kwijt kwijt: kwiet (Banholt) kwijt {"alles -"bij t knikkeren} [SGV (1914)] III-3-2
angst bang: ‘Mannelijk’  bang (der) (Banholt) angst [SGV (1914)] III-1-4
appel, algemeen appel: appel (Banholt) I-7
appelstroop appelensiroop: apǝlǝšrup (Banholt) Stroop, gemaakt van appelen. [N 57, 34b; N 57A, 6; N 38, 2; monogr.] II-2
armoedig armoedig: ermeujig (Banholt) armoedig [SGV (1914)] III-3-1
asgat assenlok: ɛsǝlōk (Banholt) De ruimte beneden in de stookplaats waar de as invalt. [N 57, 8e] II-2